Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

MEREN

betekenis & definitie

(Fr.: marren; de mar, het meer). Karakteristiek voor het Fr. landschap, het M.-rijkste gebied van W.-Europa.

Naast talrijke kleine plassen of dobben in de Wouden zijn er tientallen soms zeer uitgestrekte Af. in het laagveen en de lage klei van Z.W.-Frl., diepte meest 1-2 m. z Brekken, Wiel.Het uitgestrekte veenmosveen in Midden- en Z.W.-Frl. is door bodemdaling verdronken; het kwam onder de grondwaterspiegel en zonder menselijk ingrijpen zijn plassen ontstaan. In de brede laagveenrivieren O. van Grouw ontstonden door oeverafslag de vele wijde Eeën. Tijdens de marine transgressie in de M.E. is op het veen knipklei afgezet, het grondwater werd brak; de as van de uit het veen bereide turf was zoutrijk. Toen werd in Z.W.-Frl. het moerbranden (selbernen in Zeeland} een belangrijk bedrijf; uit de as van de zoute turf werd tafelzout bereid. Voor dit moerbranden groef men veenputten (petgaten) waaruit door afslag M. konden ontstaan. Vandaar de namen Zoute Poel, Zoutpotten, Petten, Brekken, misschien ook Brandemeer. De Fr. kroniekschrijvers menen dat vele M., o.a. de Fluessen, zijn ontstaan na een bosbrand ter plaatse.

Meer naar het oosten was de turf minder zout; hier ontwikkelde zich in de 18de eeuw sterk de turfgraverij voor huisbrand. Zo ontstonden o.a. de Leijen en de plassen in de Oude Venen.

Door heersende westenwinden vertonen de O. meeroevers afslag; ze zijn steil en schaars begroeid. De W. oevers groeien aan; ze hebben een brede zoom van riet en biezen. Bij vergelijking van oude en nieuwe kaarten blijkt duidelijk de verplaatsing der M. naar het oosten. De westenwinden stuwen het water oostwaarts en in de ondiepe M. brengt een onderstroom de modder van O. naar W. Daardoor hebben de M. in het oosten een harde bodem en in het westen een dikke modderlaag. De harde bodem van vele M. wordt gevormd door dekzanden; in sommige, vooral langs de kust, is een dunne kleilaag afgezet.

Daar zijn vele M. drooggemaakt, bijv. de Staverse M., het Flait, het Parregaaster- en Makkumermeer. Soms ook M. met een zandbodem, o.a. de Zandingen bij Oudega (Smallingerland) en de Rohelster plassen. De

M. zijn waterstaatkundig belangrijk als deel van de Fr. boezem; plannen tot droogmaking, o.a. van Tjeukemeer en Leijen, stuiten af op bezwaren van de prov. tegen verkleining van de boezem. Ook hebben de M. nog betekenis voor de binnenvisserij. Door hun betekenis voor de watersport zijn de Fr. M. ver over de grenzen befaamd, in de 20ste eeuw werd dit een 'functie van Europees formaat’.-> Compendium: Het landschap van Friesland; —> Wiel.

Zie: Recreatie te Water, Publikatie nr. io van de Rijksdienst van het Nationale Plan (1956); I.H. (1957).