Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

WYMBRITSERADEEL

betekenis & definitie

(Fr.: idem). Gem. in het zuidwesten, tijdens de Republiek de zevende grietenij van Westergo.

NAAM. Oude vormen zijn: Wembrendyn (1315), Weghenbrenghe (1328), Waghenbrenstzeradele (14de eeuw) en Wimbrinzedele (14de eeuw). Sommigen leiden deze naam af van de Wimerts die door W. loopt en die als vaarweg van belang was. Taalkundig sterker staat de afleiding van: ‘wagenbrug’ (Fr.: weinbrêge) (zie Brits). Deze brug kan misschien te Sneek hebben gelegen, zie Waghenbrugghe. GEMEENTEWAPEN. ‘Zijnde van lazuur, beladen met zeven leliën van goud, paalsgewijze geplaatst, twee, drie en twee, het schild gedekt met een gouden kroon.’ -> Grietenij wapens.

BEVOLKING. In 1714 had W. 3837 inw.; via 4831 in 1796 en 8014 in 1848 steeg het aantal tot 12006 in 1900. Tot 1940 schommelde het om de 12000. De ontvolking door mechanisatie en trek naar de steden veroorzaakte een daling tot 11571 op 1.1.1958. Het vertreksaldo (in 1957 397) overtreft het geboortenoverschot (in 1957 204). In de jaren 1947-55 emigreerden ruim 1000 personen.

TAAL. De schoolkinderen waren in 1955 voor 98 pct. Friestalig.

KERKELIJK EN POLITIEK LEVEN. Verdeling naar gezindten in 1947: herv. 55,9 pct., geref. 25,4, r.k. 13,8, doopsgez. 1, overige kerkgenootschappen 0,6, geen kerkgenootschap 3,3 pct. Blauwhuis is geheel r.k., Ook Woudsend en Heeg hebben veel r.-k.en. Kamerverkiezing 1956: C.H.U. 44,2 pct., A.R.P.

24,9, P.v.d.A. 13,9, K.V.P. 13,6, C.P.N. 0,2, overige partijen o, 5 pct. Zetelverdeling gemeenteraad (1958): 7 C.H.U., 4 A.R.P., 2 K.V.P. 2 P.v.d.A.

OPPERVLAKTE EN GRENZEN. De landopp. van W. is 13 928 ha (12 718 ha agrarische grond). Daarbij komen 2600 ha water. Tot de gem. behoren geheel of gedeeltelijk de volgende meren: Snekermeer, Slotermeer, Zandmeer, Hegermeer, Ringwiel, Grote Gaastmeer, Vlakke, Zwarte, Witte en Ondegaaster Brekken, Oudhof en een aantal kleinere poelen en plassen, grotendeels ontstaan door afgraving van het vaak zoute veen voor de zoutwinning in vroeger eeuwen. W. heeft ruwweg een cirkelvorm met een middellijn van 17 km (Schamegoutum-Ypkolsga en Nijhuizum-Uitwellingerga). W. wordt begrensd door Wonseradeel, Bolsward, Hennaarderadeel, Baarderadeel, Rauwerderhem, Doniawerstal, Gaasterland, Hemelumer Oldeferd en Workum.

Sneek en Ijlst worden geheel door W. omsloten. De oostgrens (met Doniawerstal) loopt door Snekermeer, Gudsekop, Horseweg, Stobberak, Oudhof en Oude weg (sloot). De zuidgrens (met Doniawerstal, Gaasterland, Hemelumer Oldeferd en Workum) loopt langs Jeltesloot, een oude voortzetting van de Ee (langs Smallebrugge), Noorder Ee, Ee (bij Woudsend), door de lage landen bij Trophome, door de scheiding Hegermeer, Zandmeer, Korte en Lange Vliet. De westgrens (met Wonseradeel en Bolsward) loopt om Nijhuizum heen, N.W. van de Oudegaaster Brekken naar de Hemdijk bij Blauwhuis; vandaar naar de oude Middelzeedijk W. van Nijland, en dan langs deze dijk. De noordgrens (met Hennaarderadeel, Baarderadeel en Rauwerderhem) loopt meestal langs de rand van de Middelzee, langs Nijeklooster en N. van Gauw door de nu onbetekenende Sjaardemasloot naar het Snekermeer. Het is duidelijk, dat het water in veel gevallen W. heeft gescheiden van de omliggende grietenijen. Sneek en Ijlst, beide ontstaan uit W., liggen aaneengesloten als een grote rechthoek middenin de gemeente.

HOOGTE VAN DE BODEM EN AFWATERING. In de oude Middelzee ligt de bodem tussen o en —0,5 m; de Hemmen liggen tussen —0,5 en — 1 m; het waterland van het zuiden en zuidoosten ligt ca. —1 m. Windmotoren, gemalen en sluisjes brengen op vele plaatsen het water op de Fr. boezem, waartoe de hierboven genoemde waters behoren. Rond het Snekermeer ligt nog veel ‘bûtlan’ (vlietland). Belangrijke waterschappen zijn: Abbega, Heeg, Hommerts, Sneek, ’t Marlan, Nijland c.a., Oppenhuizen c.a. en Schamegoutum c.a. De dorpen N.W. van Sneek (de Snitser Fiifgea) behoren met Rauwerderhem tot ‘De Sneeker Oudvaart’.

BODEM. De oppervlaktegrondsoort is haast overal knipklei, van de Middelzee uit afgezet over laagveen. In de Middelzee is de kleilaag meters dik (vaak op jong zeezand), verder wigt de kleilaag naar het zuiden en zuidoosten uit tot enkele decimeters dikte. Op 5 à 10 m diepte wordt haast overal het pleistocene zand aangetroffen. Enkele hogere ruggen komen tot dicht bij de oppervlakte.

BODEMGEBRUIK. Van 12 718 ha agrarische grond (1956) waren 12 692 ha weide, dat is 99,8 pct. Naast de veehouderij is ook de fokkerij van belang; te Ysbrechtum staat een station voor kunstmatige inseminatie. Statistiek 1956: 25 351 runderen, 983 paarden, 4000 schapen, 2024 varkens en 9735 hoenders. De gemiddelde bedrijfsgrootte bedroeg in 1950 ruim 17 ha, dat is boven het gemiddelde van de hele kleiweidestreek. De belangrijkste industrie is de zuivelindustrie; te Heeg (twee), Oudega, Schamegoutum, Uitwellingerga, Woudsend, Ysbrechtum en Oosthem (Nijezijl) staan melkfabrieken.

Loïnga (N. van Sneek) en Heeg hebben grasdrogerijen. Handel is van weinig belang, ook die in agrarische produkten is grotendeels te Sneek en Bolsward gevestigd. Verzorgende bedrijven en gemeentehuis zijn eveneens te Sneek. Watersport op het Snekermeer, te Woudsend en te Heeg is van betekenis. GESCHIEDENIS. Reeds in de eerste eeuwen van onze jaartelling was het veenlandschap, dat toen het grootste deel van W. uitmaakte, bewoond: een reeks van vondsten wijst daarop. Belangrijk zijn die van iste- en 2de-eeuws aardewerk bij Pophorne en Oosthem.

De opdringende Middelzee sloeg los zand weg of overdekte het met een kleilaag. Terpen werden opgeworpen, o.a. die van Scharnegoutum, Sneek, Oosthem enz. Een belangrijke vondst was een 4deeeuwse gouden Romeinse munt te Scharnegoutum. In de 10de eeuw begint de bedijking van Frl.; voor W. betekende dit het leggen van dijken langs de Middelzee. De oeverlanden van deze inham legden aan hun oost- en zuidzijden ook dijken als binnendijken en als beveiliging tegen het soms zeer hoge water in de meren. Deze gebieden zijn de zgn.

Hemmen, met name de Rauwerderhem (Z. deel behoort tot W.), de Scherhem, de Ysbrechtumerhem, de Scherwolderhem, de Eemswouderhem, en de Morrahem. Ook het land tussen Oudega en Heeg wordt zo beveiligd. De Hemdijk-Groenedijk was voor de ontwikkeling van Sneek belangrijk. Na 1200 wordt de Middelzee langzamerhand bedijkt. In de 12de eeuw worden reeds genoemd Gaastmeer, Sânfurde, Heeg, Idsega, Oudega en Ypkolsga; in de 13de eeuw komen voor Hommerts, Oppenhuizen en Uitwellingerga. De naam Waghenbrugge wordt in die tijd gebruikt voor een gebied dat veel verder Z.W. reikt dan de latere grietenij (zie Waghenbrugge). Als zeendrecht-plaats wordt vermeld het vreemde Utbirdum, misschien het huidige Bird tussen Heeg en Gaastmeer.

De twisten tussen Schieringers en Vetkopers hebben ook hier veel schade en onrust gebracht. De aanwezigheid van Sneek, waar de Harinxma’s sterk waren, trok veel strijd naar dit gebied. Plaatselijke geslachten (Harinxma o.a. te Woudsend, Botnia, Hottinga, Epema e.a.) speelden een grote rol. Bij landaanwinning en partijstrijd spraken de kloosters mee. Thabor onder Tirns, Nijeklooster te Scharnegoutum, de karmelieten te Woudsend en enkele kloosters te Sneek en Ijlst lieten zich op velerlei terrein gelden. De losmaking van deze beide steden uit het verband van de grietenij versterkte het agrarische karakter van W. aanzienlijk.

Wel speelde Woudsend in de 17de en 18de eeuw een rol als handels- en industriecentrum (hout uit de Oostzeelanden) en namen Heeg en Gaastmeer deel aan de omvangrijke aalvisserij en -handel op Londen, maar W. bloeide door de veeteelt. In de 19de eeuw is de afwatering sterk verbeterd; buiten de dijken gelegen land werd ingepolderd en door de bouw van gemalen beheerste men het peil ook in de winter beter dan voorheen. De veeteelt werd geïntensiveerd, de fokkerij nam een grote vlucht, zuivelfabrieken werden gebouwd. De wegen Sneek-Lemmer en Sneek-Lwd. ontsloten een deel van W. voor landverkeer; dit ging voort in de 20ste eeuw, o.a. door de aanleg van de rijksweg Heerenveen-SneekAfsluitdijk. Alleen het merengebied blijft nog geïsoleerd. Een industriële toekomst zal W. wel niet hebben; het probleem der ontvolking is dan ook een der belangrijkste vraagstukken. G., c. d.

Zie: T.K.N.A.G. (1955); Leeuw. Cour. (30.7.1955); H. Halbertsma en W. H. Keikes, Sneek. Drie kronen met ere (1956); Hepkema Memories, 216; Reg.

Leeuw. Cour., 60; Repert., 219.