Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

HEMELUMER OLDEFERD

betekenis & definitie

(Fr.: Himmelumer Aldeferd). Gem. in het zuidwesten, begrensd door Staveren, IJselmeer, Hindeloopen, Workum, Wymbritseradeel, Gaasterland en weer het IJselmeer.

De naam is afgeleid van de plaatsnaam Hemelum; Oldeferd vaak nog foutief Oldephaert is het oude rechtsgebied: ferd, vrede. Tot voor enkele jaren was aan deze naam toegevoegd: en Noordwolde. Het O. deel van de gem. heet immers: De Wâlde. Deze historische toevoeging is verdwenen omdat men vreesde voor verwarring met Noordwolde (Weststellingwerf). Tot de gem. behoren de dorpen: Koudum (hoofdplaats), Molkwerum, Warns, Scharl, Hemelum, Kolderwolde, Oudega, Nijega, Elahuizen en Heidenschap (ten dele).

GEMEENTEWAPEN. Het wapen is in drie gelijke delen doorsneden; het bovenste deel is groen, het middelste lazuur en het onderste zwart. Het schild is gedekt met een gouden kroon. In 1815 waren de kleuren nog resp. goud, blauw en rood. In 1719 twee delen, het bovenste goud, het onderste rood. -> Grietenijwapens. BEVOLKING.

In 1714 2576 inw., eind 18de eeuw 2000, in 1900 5170, op x.1.1958 4958. Achteruitgang dus in de 18de eeuw, vooral tengevolge van de verdwijnende scheepvaart. Groei in de 19de eeuw door intensivering, verbetering van de afwatering en drooglegging van meren. Stilstand na 1900. Sedert 1714 een zelfs voor Frl. zeer geringe toeneming. In 1956 was het geboortenoverschot 75, het vertreksaldo 136, totaal dus een vermindering met 61.

Tussen 1947-55 was het vertrekoverschot 899, naast een emigratie van 150 personen. Het agrarische bedrijf, met uitzondering van de tuinbouw, kan niet meer opnemen. De industrie omvat vier zuivelfabrieken (Koudum, Warns, Hemelum en Nijega). De handel heeft een verzorgende betekenis alleen voor de eigen gem. Toerisme is van geringe omvang. Tussen Koudum en Molkwerum is een station aan de lijn Lwd.-Staveren.

De wegen zijn niet berekend op zwaar verkeer. Dit en de excentrische ligging maken voorshands een nieuwe ontwikkeling niet eenvoudig.

KERKELIJK EN POLITIEK LEVEN. De kerkelijke indeling is als volgt; Ned. herv. 64 pct., geref. 22, doopsgez. 5, r.k. 4, andere kerkgenootschappen 1, geen kerkgenootschap 4 pct. De doopsgezinden, vooral te Warns, speelden in de grote scheepvaart eenmaal een belangrijke rol.

Verkiezingen Tweede Kamer (1956): P.v.d.A. 22,7 pct., C.H.U. 47,1, A.R.P. 20,2, K.V.P. 4,2, V.V.D.

3,5, C.P.N. 0,2 pct. De gemeenteraad telt (1958) 11 leden: 6 C.H.U., 3 A.R.P., 2 P.v.d.A.

OPPERVLAKTE EN GRENZEN. Opp. 6435 ha. De gem. is zeer uitgestrekt: van Elahuizen in het noordoosten tot het Rode Klif in het zuidwesten is de afstand 14 km, N.W.-Z.O. is de afstand 6 h 8 km; de meren maken de afstanden langs de weg aanzienlijk groter. De westgrens, die met Staveren, loopt van de N. IJselmeerdijk tussen Staveren en Molkwerumerzijl zuidwaarts door de Noorder- en Zuidermeerpolders (vroeger grenswateren, nu droogmakerijen) naar de Z. IJselmeerdijk \V. van Scharl; van de kust tussen Laaksum en Mims gaat ze noordwaarts door de lage landen tussen Warns en Bakhuizen tot de weg Wams-Hemelum, dan oostwaarts naar de Rien, het scheidingswater tussen de Grote Noordwolder Polder (H.0.) en de polders onder Harich.

Noordoostwaarts langs het Zwin, voorbij Trophome noordwestwaarts op de grens van Fluessen en Heegermeer, dan zuidwestwaarts door het Heidenschap, om de Grote Wiskepolder heen naar de oude zeedijk aan het Workumer Nieuwland. Vandaar gaat de grens zuidwestwaarts langs de Haanmeerpolder en de Schuilenburgerpolder, ten slotte buiten de kust langs naar het uitgangspunt.

Vele grensstukken zijn dus door water of voormalig water bepaald. HOOGTE EN AFWATERING. De droogmakerijen liggen laag: Flait — 1,8 m, Haanmeer — 1,6 m, Noorder- en Zuidermeerpolders— 1,6 m en Grote Noordwolder Polder —1,7 m. Gemalen brengen het water omhoog naar Warnser Vaart, Indijk en Nijegaaster Vaart, delen van Frl.s Boezem. Het meeste land ligt tussen — 1 m en N.A.P. Ook dit land loost op Fr. Boezem, waarvan Fluessen en Morra belangrijke delen zijn.

Boven N.A.P. liggen de pleistocene opduikingen van Koudum, Warns, Hemelum en Scharl, met hoogten van resp. 7, 7,5, 7 en 3 m + N.A.P. Het Rode Klif bereikt 9 m. Ook deze ruggen wateren af naar Fr. Boezem. Uitwatering kan soms plaatsvinden bij de Molkwerumerzijl, die na afsluiting van het IJselmeer veel van de oude betekenis verloor. Buiten de IJselmeerdijk liggen de Mokkebank en de Molkwerumerbocht.

Belangrijke waterschappen voor H.0. zijn: Grote Noordwolder Polder, Heidenschapster Polder, Wainserwar, Imedam, Woudsend, de Luts, de Kei e.a.

BODEM. Het lage land bestaat vooral uit veen met een kleidek (meest knipklei) van 1-8 dm dik. In de Grote Noordwolder Polder restveengronden, in Noorder- en Zuidermeer en Haanmeerpolder ook zanden. Deze holocene afzettingen rusten overal op pleistocene dekzanden en keileem. Deze duiken op in Koudum, Warns, Scharl (Rode Klif) en Hemelum (Zie Hoogte en afwatering). De bodem van de Morra bestaat uit morene (keileem) zie Geest..

BODEMGEBRUIK. Cijfers 1956 (C.B.S.) 5497 ha cultuurgrond, waarvan 69 ha bouwland, 5404 ha weiland, 24 ha tuingrond; een echte weidegem. dus. De veestapel bestond in 1956 uit 11 273 runderen, 530 paarden, 2279 schapen, 804 varkens en 7656 hoenders. De gemiddelde bedrijfsgrootte (16,7 ha in 1950) ligt even beneden die voor de Veenweidestreek. Hoewel de versnippering niet buitengewoon groot is staat de gem. op de lijst van opnieuw te verkavelen gebieden. GESCHIEDENIS. De vroegste geschiedenis ligt in het duister; aannemelijk is hoogstens dat de prehistorische bewoners van Gaasterland ook de pleistocene hoogten van H.O. hebben gekend.

Eerst voor de iode en 12de eeuw weten we zeker dat hier dorpen waren. Visserij en vogeljacht in meren en moerassen, hooiwinning op de lage gronden en akkerbouw op de zandige gaasten vormden de bestaansmiddelen. De sterke versnippering van de gronden, en de zeer kleine bedrijven, die de 16de-eeuwse registers ons op enkele plaatsen laten zien, kunnen wrsch. worden verklaard uit de combinatie van wel en niet agrarisch bestaan. Politiek wordt de oude historie van

H.O. mede bepaald door de nabijheid van Staveren; dit belangrijke scheepvaartcentrum is afwisselend doelwit en bolwerk van de Hollandse machtsuitbreiding. De slag bij Warns (1345) was een poging van de Hollandse graaf om Staveren in de rug te komen; de landlieden zijn het die daar een grote overwinning behalen. Ca. 1400 is de schans bij Molkwerum een Fr. bedreiging van de Hollanders in Staveren. Hemelum en Koudum aan de wegen naar oosten en noorden spelen een rol door hun positie en de aanwezigheid van plaatselijke geslachten (Galama’s en Epema’s). Het Spijker (Blokhuis) te Hemelum werd na eindeloze twisten geslecht. Het klooster te Hemelum, onder St.-Odulphus van Staveren, droeg door innerlijke moeilijkheden niet bij tot de rust in dit gebied. Een late ramp was de plundering van Koudum door de Zwarte Hoop in 1515.

In de 17de en 18de eeuw nemen Koudum, Molkwerum, Warns en Elahuizen deel aan de zeevaart waarin Hindeloopen de plaats van Staveren had overgenomen; naast eigen vaart hadden de bewoners van deze plaatsen aandeel in de Hindeloper scheepvaart door de leverantie van manschappen. Na 1800 is dit bedrijf snel verdwenen. Het agrarisch bestaan wordt dan het belangrijkste. Landaanwinning vond plaats in de 17de eeuw door de droogmaking van de Staverse Meer, in de 19de eeuw door drooglegging van Flait en Haanmeer. De Grote Noordwolder (Veen)polder (na 1835) maakte het land aan de oostzijde van de Fluessen produktiever.

Verbetering van de afwatering vond plaats. De dijken werden versterkt of verdubbeld (zie Koudumer Slaperdijk). Toch stond in het rampjaar 1825 ook H.O. grotendeels onder water. Nu is H.O. een typische veeteeltstreek waarvan de openlegging slechts langzaam vordert. o., c. d.

Zie: Reg. Leeuw. Cour., 49.

Hemelumer Oldeferd en aanhorige zeedijken. Vóór 1938 een zeewerend waterschap, groot 134 km2, omvattende de gem. H.O., Nijhuizum, Utingeradeel Z. van de N. Boorndijk, Staveren, Hindeloopen en Workum. Na 1938 het vierde gebied van Westergo’s IJselmeerdijken. Voor het wapen -> Zeewerend waterschap.

Na de watervloed van 1238, die voor Z.W.-Frl. zeer gevaarlijk was, schijnt er actief hulp te zijn geboden en in 1325 wordt een schout ‘van dendike en van dergheeste’N. van Staveren benoemd. Het optreden van dijkgraven is voorlopig telkens kort. In 1504 wordt het dijkbestuur voorgoed losgemaakt van het burgerlijk bestuur. Ten tijde van het Groot Arbitrament (1533) vormt H.O. met Wymbritseradeel het derde gebied met een zeedijk van het Rode Klif tot Workumer Hek (gem. grens Workum-Wonseradeel); 1538 krijgt H.O. een afzonderlijk reglement. Steden en dorpen van het derde gebied zijn aansprakelijk voor dijkdelen van enige tientallen meters (waarin elke ingezetene weer bijv. een halve voet dijklengte te verzorgen heeft) op verschillende plaatsen, omdat het ene stuk dijk veel meer onderhoud behoefde dan het andere.

Het reglement eiste voor H.O. en voor Wymbritseradeel elk een dijkgraaf met verdere bestuursleden. Ondanks samenwerking liggen taak en gebied der twee organen dus vreemd dooreen. Toen de samenwerking verminderde en 1866-67 ophield, zijn dijken en andere werken geruild, zodat H.O. aaneengesloten dijkvakken kreeg.

Van 1545 af zijnde namen der dijkgraven bekend. Merkwaardig is, dat H.O. het beheer heeft overgenomen van een stuk dijk van het Workumer Nieuwland en dat de gemeenmaking hier onvolledig (zonder Workum) en laat (1835-36) tot stand is gekomen.

De bestuursinrichting bestond uit dijkgedeputeerden, die vier groepen (de vijf ‘Westerse dorpen’ bij Staveren, Noordwolde, de steden, de dorpen van Utingeradeel) vertegenwoordigden; eerst getrapt, later rechtstreeks door de eigenaren van onroerend goed gekozen. Van 1795-1844 was er geen dijkgraaf; van 1795—1803 is er geen verkiezing geweest. In 1938 nam 'Westergo’s IJselmeerdijken' de aansprakelijkheid over voor 6392 m zeewering en 2689 m steen- of paalbescherming van andere stukken dijk.