historicus (Greetsiel 5.12.1547Groningen 9.12.1625). Zoon van een luthers predikant.
Studeert theologie te Rostock, dan te Genève (1576), hoort Beza, komt als calvinist terug. Rector te Norden (ontslag wegens botsing met lutheranen), te Leer (1588).
Hier ontstaan: de eerste decade van zijn Historia, de kaart van Oostfrl., politieke en theologische verhandelingen. Kent vele Groningse en Ommelander ballingen, wordt na de herovering van de stad daar rector (1594).
Grote invloed: op goede voet met Willem Lodewijk, vertrouweling der Groningse magistraat, adviseur der Oostfr. standen (tegen hun graaf); hoogl. oude geschiedenis en Grieks aan de nieuwe univ. (1614), eerste rector magnificus. Door zijn kritisch vermogen en archiefstudie eerste moderne historicus, zie Apocriefe geschiedschrijving.
Zie: J. J.
Boer, U. E. en Oostfrl. (Groningen 1935); Reg.
Leeuw. Cour., 31; Repert., 239-240.