rector
...
Muiswerk Educatief (2017)
rector - zelfstandig naamwoord uitspraak: rec-tor 1. iemand die de leiding heeft op een school voor voortgezet onderwijs ♢ de lastige leerling moest bij de rector komen Zelfstandig naamwoord: rec-tor de rector...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat., van regere, rectum = richten, regeren] bestuurder, hoofd van gymnasium of lyceum; geestelijk leidsman (bijv. van gesticht, inrichting), hoofd van niet-parochiële kerk; rector magnificus, voorzitter van het college van decanen van een universiteit.
Jan Meulendijks (1993)
(rektor) directeur van een VWO-school; voorzitter van een academische raad; geestelijk leider van een klooster
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
(= bestuurder), het hoofd van een niet-parochieele kerk (rectoraatskerk), meestal in gestichten en inrichtingen van onderwijs; ook in de zielzorg werkzaam. In dat geval is hij voor verschillende aangelegenheden afhankelijk van den → pastoor der → moederkerk.
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
directeur van een gymnasium; voorzitter van een studentenvereniging ; hoofd van een geestelijke instelling; rector magnificus : voorzitter van de academische senaat
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
(Lat., leider) is een priester, aangesteld over een kapel, die geen kapittel- of parochiekerk is. Verder wordt in sommige kloosters de overste van een huis rector genoemd. Rector is voorts de naam van hoofden van seminaries, gymnasia en andere onderwijsinstituten; rector magnificus is de titel van de jaarlijks benoemde voorzitter van een academisch...
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
1. predikant, dominee, pastoor [v. parochie]. 2. rector [v. gymnasium of hogeschool in Schotland, Nederland Frankrijk].
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: