In de 19de eeuw is de (hervormde) volkskerk verstard. De moraalprediking der moderne predikanten (H.
Algra) en het niet verstaan van de sociale nood (M. Staverman) vervreemden vele arbeiders van de kerk.
Ook andere factoren spelen een rol (J. P.
Kruyt). De buitenkerkelijkheid groeit, vooral in Het Bildt en de veenstreken.
Deze arbeiders worden vatbaar voor het A., gepropageerd door de Dageraad. Het A. is een niet geloven in het bestaan van een persoonlijke God.
De Fr. arbeider ziet de erbarmelijke toestanden rondom zich en kan niet geloven dat een God ze zou dulden.Vele leden van de Volkspartij zijn militant atheïst (o.a. Vitus Bruinsma). Socialist en atheïst worden één begrip. De latere S.D.A.P. staat althans in de eerste tijd, praktisch op historisch-materialistisch standpunt en werkt hierdoor het A. in de hand. Zij wantrouwt ieder christelijk beginsel. Na W.O. i kentering, niet meer een strijdbaar^., maar volmaakte onverschilligheid tegenover het christendom.
Het humanisme vangt een klein, intellectueel deel hiervan op. De Dageraadgroep heeft nog invloed onder de niet-geschoolde arbeiders en enkele intellectuelen, zie Socialisme.
Zie: O. Noordenbos, Het A. in Nederland in de 19de eeuw (Rotterdam 1931); M. Staverman O.F.M., Buitenkerkelijkheid in Frl. (Assen 1954).