Het A. van Franeker (1815-43), een tweederangsinrichting van hoger onderwijs, werd 2.8.1815 gesticht ‘ten behoeve van die jonge lieden, welke door hunne omstandigheden verhinderd worden, den tijd, tot eene akademische loopbaan noodzakelijk, geheel aan eene der hooge scholen door te brengen’. Het werd onderhouden door het rijk, dat ook de drie curatoren en de zeven professoren benoemde. ‘Uit hoofde der oude verdiensten van de voormalige akademien’ mochten in Franeker (en Harderwijk) ook twee professoren voor de geneeskunde worden aangesteld.
Anders waren er maar vijf ordinarissen. Het Franeker A. heeft 22 hoogl. gehad, van wie vier al aan de Hogeschool gedoceerd hadden.
Zij waren belast met voorbereidend onderwijs in de gewone vier faculteiten. Academische graden werden niet verleend.
Voor de hoogleraren was Franeker dikwijls een aanloop naar Groningen, Utrecht of Leiden, en soms gingen hun studenten mee. In 1815 waren er in totaal 16 studenten, in 1816 23, en slechts eenmaal (1830) 60.
Door de beperkte mogelijkheden voor professoren en studenten en de even beperkte financiële steun, moest het rijk 25.2.1843 het A. sluiten bij het einde van de cursus. Zelfs de vurige apologieën van A.
Telting mochten niet baten.Zie: Letterbode (1842), 11, 82; A. Telting, Vrijmoedige stemmen... (1S42); B. v (1943), 7-10, 19-40.