Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Wilhelminasluis

betekenis & definitie

Op 24 oktober 1903 geopende, thans als belangrijkste doorsluizing van de Dam te Zaandam nog aanwezige sluis, met een lange voorgeschiedenis.

Vóór de aanleg, die in 1901 een aanvang nam, omvatte het Zaandamse sluizencomplex de Duikersluis (breedte 6,29 m, diepte 2,20 m onder Amsterdams Peil), de Kleine Sluis (lengte 18 m, breedte 3,24 m en diepte 2,01 m) en de Grote Sluis (lengte 28 m, breedte 5,10 m en diepte 2,60 m). De Wilhelminasluis, die op de plaats van de Duikersluis en de Kleine Sluis werd aangelegd, kreeg een schutlengte van 120 m, een wijdte van 12 m en een diepte van 3,70 m onder A.P., naar het ontwerp van ir. J.G. van Niftrik. Hierdoor was eindelijk een goede verbinding tussen Voor- en Achterzaan tot stand gekomen, waardoor veel grotere schepen dan voorheen de noordelijke Zaandorpen konden bereiken. Het gevolg was ook dat het in 1824 voltooide →Noordhollands Kanaal zijn betekenis als vaarweg vanuit Amsterdam naar het noorden gaandeweg verloor. Bovendien verdween het belang van het door de →Kanaal en Zaanverbinding Maatschappij in 1850 geopende Koger Polderkanaal.

En tenslotte: de verbinding tussen oostelijk en westelijk Zaandam, voorheen verlopend via de Dam, werd verlegd via de Wilhelminabrug, die de Zuiddijk over het nieuw aangelegde Damplein met de Hogendijk verbond. De Wilhelminabrug kwam aan de zuidzijde van de sluis, over de noordelijke sluisdeuren werd een voetgangersbrug aangelegd.

De voorgeschiedenis begon in 1853 met een adres van de Zaanlandsche Kamer van Koophandel aan de gemeenteraad van Zaandam. Dat ambtelijke molens langzaam maalden het duurde immers 50 jaar alvorens de plannen werden gerealiseerd had in elk geval als pluspunt dat de door de KvK voorgestelde afmetingen meer dan verdubbeld werden. Het verkeer te water was in de tussenliggende periode gebruik gaan maken van veel grotere schepen. Dat deze nu, sinds 1903, ook de Achterzaan konden bereiken, had tot gevolg dat die daarna van een veel diepere vaargeul moest worden voorzien en dat de doorvaartwijdte van de bruggen over de Zaan moest worden aangepast.

De financiering van de Wilhelminasluis geschiedde door het rijk en de provincie Noord-Holland tot een bedrag van circa ƒ270.000. De Zaanse industrie droeg ƒ50.000 bij en het restant van ongeveer ƒ140.000 werd volgens een moeizaam bereikte verdeelsleutel betaald door Zaandam, Wormerveer (beide voor 3/7 deel), Koog en in zeer bescheiden mate Zaandijk.

De nieuwe sluis had niet alleen betekenis voor het scheepvaartverkeer, maar ook voor de afvoer van water uit de 75.000 hectare grote Schermerboezem. De architect van het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen berekende in 1903 dat één dag met regen deze boezem bezwaarde met 6½ miljoen kubieke meter water. Door de bouw van het →Zaangemaal bij het Zaandamse sluizencomplex is deze functie als spuisluis voor de Wilhelminasluis vervallen. Zie ook: →Economische geschiedenis 3.9.3.