Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Streekvervoer

betekenis & definitie

Door particulieren of overheid gedreven autobusdienst voor personenvervoer. Het streekvervoer in de Zaanstreek werd tot 1991 verzorgd door de Enhabo en de NZH; Enhabo is thans door NZH overgenomen.

Streekvervoer is een onderdeel van het openbaar vervoer. Hiertoe behoren (behoorden) ook ➝ beurtvaartdiensten (zie ook: ➝ Alkmaar Packet), ponten (zie: ➝ Oeververbindingen en ➝ Hempont), ➝ veerdiensten, tramdiensten (zie: ➝ Paardetram) en de ➝ spoorwegen. Autobusdiensten in Nederland bestaan sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog. De eerste Zaanse autobusdienst werd in 1922 begonnen door J.B. Reimerink.

De eerste autobussen waren omgebouwde vrachtauto’s, waarbij op het chassis een houten carrosserie was gebouwd. Vanaf het einde van de jaren ’20 ging men ook metalen carrosserieën bouwen, terwijl men toen ook speciale autobussen ging bouwen, vooral door de ruimte die men daarmee won. Zaandammer J.B. Reimerink reed vanaf eerste Paasdag 1922 met zijn bus door de Zaanstreek. In de houten carrosserie waren slechts enkele lichtgaatjes aangebracht; de bus verwierf zich bijnamen als 'dievenwagen’ en ‘hobbelende geit’. Reeds na een half jaar moest Reimerink de busdienst wegens gezondheidsproblemen beëindigen.

Reymerink kreeg snel concurrentie van de Zaandijker H.C. Betlem. Deze had in de Verenigde Staten ideeën over een busdienst opgedaan en begon in mei 1922 een dienst van de Dam te Zaandam tot de Veerbrug over de Nauernase Vaart. Ook Betlem onderhield zijn dienst een half jaar. Hij kreeg heimwee naar Amerika en wist zijn busdienst (Omnibusmaatschappij Zaanland) te verkopen.

In december 1922 begon D. Zwart (zie: ➝ Zwart Beheer) onder de naam Eerste Wormerveersche Autocentrale (EWAC) met een T-Ford een busdienst tussen Zaandam en Krommenie. In de daaropvolgende jaren ontstonden er verscheidene busdiensten in de Zaanstreek: Bethlems Autobusdienst, B.O.C.O. Buys, Gesink en Terwey (zie: J.W. ➝ Gesink), De Janneman, Fonteyn, N. Voort, Kaat en Wezel, N. Zwart, J.

Wortdrager, J. Verveen (VODO). Op 1 september 1924 reden er veertig autobussen in de Zaanstreek; er was scherpe concurrentie. Ondernemers kwamen samen in maatschappijen. De Maatschappij Zaanland had veertien autobussen in dienst, de Gecombineerde Autobusdienst elf, de Verenigde Autobusdienst zeven, terwijl er acht zogenoemde ‘wilde diensten' waren. In november 1924 werd de Maatschappij tot het Exploiteren van Autobusdiensten (MEA) opgericht.

Hierbij sloten zich aan: Fonteijn, Gesink, Kaat, Terwey, Wezel en Zwart. De MEA en De Zaanland werden nu de grote concurrenten, duidelijk van elkaar te onderscheiden doordat de MEA met rode bussen reed en de Zaanland met blauwe. Gebruikers van de diensten profiteerden van de concurrentie doordat de prijzen laag werden gehouden, anderzijds was een busrit niet altijd zonder risico; meermalen werden bussen door de concurrent van de weg gereden.

Vanaf mei 1927 gaven Provinciale Staten vergunningen voor busdiensten af. J. Lenselink kreeg toestemming om met twee Fords (elk 13 zitplaatsen) en een GMC (20 zitplaatsen) op de lijn Zaandam-Hempont-Amsterdam te rijden. J. Onrust (Oostzaan) mocht met zijn Ezaco met hetzelfde materiaal op de lijn Zaandam-Oostzaan-Kadoelen-Amsterdam rijden. De firma Raadit en Kistemaker (Purmerend) reed onder meer de dienst Purmerend-Wijdewormer-Zaandam.

J. en P. Fonteyn (Wormer) onderhield met vijf Fords (13 zitplaatsen) en een White (21 zitplaatsen) drie diensten: Wormerveer-Purmerend-Edam, Assendelft-Purmerend (uitsluitend op dinsdag, de marktdag te Purmerend) en Wormerveer-Jisp. N. de Ruyter en J. de Groot (beiden uit Jisp) reden elk met een Ford eveneens de dienst Wormerveer-Jisp. J. van Battern (Zaandijk) onderhield met de onderneming VICO de diensten Wormerveer-Beverwijk en in de zomermaanden (op woens-, zon- en feestdagen) Koog-Castricum, met drie bussen (2 GMC’s en een Fiat). J. van Leeuwen (Koog) mocht met vier Dodges (21 plaatsen) rijden op het traject Amsterdam-Kadoelen-Oostzaan-Overtoom-Zaandam-Koog. De op 1 augustus 1921 te Landsmeer door E.

Does opgerichte Eerste Noord-Hollandsche Bus-Onderneming (Enhabo) mocht op vier trajecten rijden, waaronder Oostzaan-Amsterdam en Oostzaan-Purmerend (uitsluitend op dinsdag). De Enhabo had op dat moment reeds twaalf personeelsleden en beschikte over zes bussen (totaal 99 zitplaatsen). D. Zwart mocht op dinsdagen van Wormerveer naar Purmerend rijden. De nv Omnibus Zaanland (Zaandam) mocht twee diensten onderhouden: van Wormerveer (Krommenieërbrug) naar Zaandam en Zaandam-Westzaan-Koog-Zaandijk-Kalf. Zaanland had vier Fords (13 zitplaatsen), vijf Fords AIC-bussen (24 zit- en 3 staanplaatsen) en twee Minerva-bussen (25 zit- en 4 staanplaatsen).

De MEA mocht met negen bussen (2 GMC's, 3 Fords, 1 Renault. 1 Maso Road King, 1 Horch en 1 White, met in totaal 167 zit- en 7 staanplaatsen) rijden op de lijn van Wormerveer (Krommenieërweg) naar Zaandam. Naar schatting waren er eind 1927 ruim honderd personen werkzaam bij de gelicenceerde busondernemingen.

In de vergunningen van de MEA en Zaanland waren wat bijzondere bepalingen opgenomen. Bij aanschaf van nieuw materiaal waren beide concurrenten verplicht hetzelfde materiaal te kopen Zo ontstond een uniformiteit in de bussen, hetgeen de herkenbaarheid vergrootte. Beide bedrijven werden ook verplicht een gelijke snelheid te handhaven. De MEA ging snel over tot aanschaf van vier nieuwe bussen: Fonteyn, Gesink en Terwey, Kaat en Wezel en Zwart kochten elk een International met 21 zitplaatsen. Een buskaartje Wormerveer-Zaandam kostte bij de MEA tien cent en bij Zaanland elf cent. Door de concurrentie werden de prijzen laag gehouden. In de jaren '30 ging een groot aantal wilde ondernemingen failliet, alle weggeconcurreerd door MEA en Zaanland.

De Tweede Wereldoorlog was voor de busondernemingen een zeer moeilijke tijd. Bussen moesten rijden op kolengas. Er werden diensten onderhouden op bijvoorbeeld Hoogovens, waar veel Zaankanters werkten. In 1941 ging Zaanland op in de MEA. De garage Zaanland (Koog) werd na de oorlog geliquideerd. In 1953 werd de MEA overgenomen door de steeds sterker geworden Enhabo.

Dit familiebedrijf uit Landsmeer kreeg hiermee het gehele Zaanse en een groot deel van het Waterlandse busnet in handen. In 1960 begon de Enhabo met de stadsdienst Zaandam, vanaf 1966 reden bussen van het bedrijf door de Coentunnel en vanaf 1969 door de IJ-tunnel. Het aandelenpakket van de Enhabo ging in 1969 over in handen van het Amsterdamse Gemeentelijke Vervoersbedrijf GVB, maar Enhabo bleef zelfstandig.

In 1975 kreeg Zaanstad 20 % van het aandelenpakket in handen. Het bedrijf maakte in dat jaar meer belangrijke veranderingen door. De ongeveer 150 werknemers gingen, dankzij bijstand door de rijksoverheid, van de (minder gunstige) streekvervoer-c.a.o. over naar de ARA (Ambtenaren Reglement Amsterdam). Een tweede structurele wijziging was de invoering van het zone-tarief (nationale strippenkaart). Door groei van het aantal busdiensten voldeden het hoofdkantoor en de garage te Landsmeer niet meer. In oktober 1977 volgde de verhuizing naar de Zaandamse Achtersluispolder, waar voor ƒ 6 mln. (grotendeels geleend van de gemeente Amsterdam) een nieuwe garage en kantoren werden gebouwd. Tussen 1977 (toen er

170 personeelsleden waren) en 1982 verdubbelde het aantal bussen en werknemers.

Nadien bleef de onderneming groeien, maar de financiële situatie verslechterde. In

1985 werd de voorspelling gedaan dat de Enhabo, met name door strengere toepassing van de financieringsnormen in het streekvervoer, rekening moest houden met een jaarlijks tekort van ƒ 5 mln. op een begroting van ƒ 25 mln. Dit tekort werd mede veroorzaakt door het zeer hoge ziekteverzuim, dat boven de 20 procent lag.

Vanaf 1988 (de Enhabo had toen 66 Volvo-bussen in bedrijf) werd met de Haarlemse streekvervoerder NZH onderhandeld over overname. Het Enhabo-personeel keerde zich tegen de plannen, aangezien zij weer onder de minder gunstige streekvervoer-c.a.o. zouden komen te vallen. Desondanks werd de overname doorgezet. Zaanstad en Amsterdam droegen hun aandelen voor ƒ 100.000 over aan Verenigd Streekvervoer Nederland, de houdstermaatschappij van de NZH. Sinds 1 januari 1991 werken Enhabo en NZH samen. De nv Enhabo bleef wel bestaan als bedrijfsjuridische onderneming waarin de bussen en de panden zijn ondergebracht.

De Enhabo had eind 1990 240 personeelsleden in dienst, 68 bussen in bezit, jaarlijks zes miljoen betalende passagiers en een omzet van ƒ 25 mln.

G.J. Onrust.

Bronnen: P. Schneken, N. den Broeder, R. Mooyman, A. Neuhaus.