Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Sloten

betekenis & definitie

Gegraven waterlopen, dienende tot waterafvoer, als landscheiding en als vaarweg. In het Zaanse landschap zijn de vele (tenminste duizend of meer) sloten van grote betekenis geweest.

In de 20e eeuw kregen grote delen van het door de vele sloten doorsneden polderland een bestemming als woonbebouwing of anderszins, waardoor de sloten werden gedempt of de gehele bouwlocatie met opgebracht zand werd bedekt. Hierdoor zijn inmiddels vele sloten verdwenen.De oorsprong van de sloten, althans van die in de polders, ligt voor een overwegend deel in de late middeleeuwen; ze werden gegraven tot afwatering van het toen nog aanwezige hoogveenpakket. Het daardoor ontstane fijnmazige slotenpatroon is nog in het polderlandschap terug te vinden. Vrijwel elk Zaans weiland was (is) aan alle zijden omgeven door sloten. De boeren bereikten hun meestal smalle en langgerekte landjes varend. Door de mechanisatie in het boerenbedrijf is daarin waar mogelijk verandering gekomen. Genoemd moeten ook de weg- en padsloten worden, die intussen merendeels zijn verdwenen.

De demping ervan is vanaf de tweede helft der 19e eeuw ter hand genomen, soms na lang aandringen van de bewoners en de plaatselijke artsen. De laatsten achtten de sloten binnen de bebouwing terecht schadelijk voor de volksgezondheid. Hoewel de polders waarin deze bebouwing lag voortdurend werden bemalen was de doorstroming in de vele sloten gering, waardoor verontreiniging ontstond. Malaria, typhus en de ziekte van Weill (er waren veel ratten in de streek) kwamen meer dan elders voor. Uitdiepen en regelmatig ‘heinen' (waartoe de boeren door de polderbesturen, die jaarlijks een ‘schouw' hielden, waren verplicht) boden geen afdoende antwoord. In de 20e-eeuwse nieuwbouwwijken is op bescheiden schaal niettemin een aantal der bestaande sloten gehandhaafd.