Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Balkenzagers

betekenis & definitie

Windmolens tot het zagen van planken en ribben uit boomstammen, als vroegste en lange tijd ook belangrijkste tak van nijverheid in de Zaanstreek. Zoals bekend werd de zagerij met behulp van molens (uitvinding van Cornelis →Corneliszoon van Uitgeest) hier het eerst toegepast; voordien werden alle balken, stammen enzovoort met de hand verzaagd.

Het totale aantal zaagmolens in de Zaanstreek heeft volgens opgave van P. ➝Boorsma 367 bedragen, daarvan waren er 213 werkzaam als balkenzager. De overige waren overwegend ➝wagenschotzagers. benevens een kleiner aantal ➝latten-, veren- en duigenzagers. Gerangschikt naar type waren er van de 367 zaagmolens 237 →paltroks, waarvan 140 als balkenzager werkten, voorts 109 ➝bovenkruiers (waarvan 73 balkenzagers), 15 ➝wipmolens (slechts 1 balkenzager) en 6 molens van onbekend type. De houtzagerij was geconcentreerd in Westzaandam, alleen in het Westzijderveld aldaar stonden ooit 71 paltrok-zaagmolens. De verdeling over de Zaanse gemeenten was als volgt (uitsluitend balkenzagers):

paltroks bovenkruiers wipmolens Westzaandam 81 34 Oostzaandam 33 19 Oostzaan Koog 10 2 Zaandijk 3 ➝ Wormerveer 1 Wormer 1 1 Krommenie 1 Westzaan 14 13 1 Dat het aantal paltrokken groter was dan dat der bovenkruiers is ongetwijfeld toe te schrijven aan de geringere bouwkosten. Het onderhoud van een bovenkruier was daarentegen weer goedkoper. Er zijn nu (1989) nog twee paltrok-balkenzagers in de Zaanstreek aanwezig: De ➝Held Jozua in Zaandam en De Gekroonde ➝Poelenburg aan de Kalverringdijk bij de Zaanse Schans (Zaandam). Van de bovenkruier-zaagmolens is geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Wel heeft de Vereniging De ➝Zaansche Molen een van elders afkomstige molen van dit type in onderdelen opgeslagen, maar de middelen tot opbouw ontbreken.

De balkenzagers verwerkten dus hele boomstammen, die in vlotten werden aangevoerd, tot planken en ribben. De lichter geconstrueerde paltroks verzaagden doorgaans meer lichte en zachte houtsoorten (vuren en grenen), de zwaardere bovenkruiers (ook wel ‘sommerzagers’ genoemd; ‘sommer’ betekent balk) waren meer geschikt voor de verwerking van dikke stammen en zware (harde) houtsoorten. Een beperkt aantal bijzonder sterke molens stond bekend als ‘dommekracht’ . Hier werd bijvoorbeeld het eikehout voor kielbalken en scheepsdekken gezaagd, terwijl ook de lange en zeer dikke dennen die als drijvers bij het houttransport dienden (zie: ➝balkenvlotten) door zulke dommekrachten werden verwerkt. In de paltroks produceerde men vaak blokhout, gezaagd van blokbalken. Doorgaans was dit bijzonder gaaf grenehout. Er werd echter ook bijvoorbeeld vureen eikehout verzaagd.

Alle balkenzagers lagen aan het water.

Ze waren voorzien van een ➝balkenhaven, die met de nabijgelegen sloten werd gebruikt om de stammen langdurig te ‘wateren’ (uit te logen), waardoor uitgewerkte, niet trekkende, delen konden worden verkregen. Bovendien was de haven nodig om de soms lange stammen voor de sleephelling te manoeuvreren. Via deze werden ze op de zaagslede getrokken die ze door de zaagramen trok. Zowel de zaagslede als de zaagramen werden door de molen aangedreven.

Op de zaagmolens (waarvan de open paltroks tot het werken in weer en wind noodzaakten) waren in de zomer werktijden van 15 uur niet ongebruikelijk, ’s winters werkte men ‘van donker tot donker'. De gemiddelde bezetting per balkenzager bestond uit vijf arbeiders.

< >