Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Toon

betekenis & definitie

Onder onze gewaarwordingen waardoor wij kennis krijgen van de dingen buiten om, zijn ook geluidgewaarwordingen, die hierdoor ontstaan, dat we met onzen geest de prikkels opvatten, die ons gehoororgaan opvangt. De trillingen van de lucht, die met een snelheid van ongeveer 333 Meter in de seconde zich voortplanten, komen in aanraking met ons oor en langs den nervus acousticus worden deze trillingen overgebracht naar de hersenen, waarna in onze ziel een geluidgewaarwording ontstaat.

Nu moeten we al dadelijk onderscheid maken tusschen een geruisch en een toon. Wanneer de luchttrillingen in onregelmatige volgorde na elkaar komen, ontstaat er een geruisch. Een geruisch kan zeer verschillend zijn, hetgeen ook uitkomt in de woorden die we voor de onderscheidene geruischen bezigen: brommen, murmelen, knorren, bruisen, ruischen, sissen, suizen, knetteren, knarsen, krassen enz.

Wanneer de luchttrillingen regelmatig op elkaar volgen en er dus te dezen opzichte een eenheid is, ontstaat in de gewaarwording een toon. Gewoonlijk onderscheiden we ten opzichte van den toon tusschen

1. de toonhoogte,
2. de toonsterkte,
3. de toonkleur.

De toonhoogte is zuiver mathematisch bepaald en hangt af van het aantal trillingen der lucht in de seconde. Naarmate het aantal trillingen kleiner is, is de toon lager; naarmate het aantal trillingen grooter is, is de toonhooger. Ons oor heeft, wat het hooren van de toonhoogte betreft, enorme capaciteiten. Een geoefend oor hoort den zwaren bastoon van 16 trillingen in de seconde, maar evenzoo den hoogen fluittoon van pl.m. 40.000 trillingen per seconde, onderscheiden van de naast gelegen tonen. De toonhoogte wordt bij ons aangegeven door de letters van het octaaf c d e f g a b c. Deze indeeling is niet willekeurig, maar rust in mathematische verhoudingen.

Bij een octaaf verhoudt zich het aantal trillingen als 1 : 2, d. w. z. een snaar die bij dezelfde spanning tweemaal zoo lang is als een andere zal een octaaf hooger zijn en evenzoo is een orgelpijp van 16 voet een octaaf lager dan een van 8 voet. Ook de onderlinge verhoudingen rusten in wiskundige relaties b.v. de quint 2 : 3, de kwart 3 : 4, de groote terts 4:5, de kleine terts 5 : 6. De menschen zijn ten opzichte van de scherpte van het waarnemen der hoogte van tonen zeer verschillend begaafd. In den volwassen leeftijd hoort men het best. Met den ouderdom verzwakt het orgaan gewoonlijk enorm.

De toonsterkte is afhankelijk van de intensiteit, waarmede een toon wordt voortgebracht. De tonen van een piano kunnen zacht en sterk worden aangeslagen. Wanneer een toon al te sterk wordt, doet ze ons oor pijn en zou, indien ze met nog grootere intensiteit bleef doorklinken, ons orgaan beleedigen.

Ten derde is er de toonkleur of het timbre. Dezelfde toon b.v. één gestreept c kan met onderscheiden klank worden voortgebracht, hetzij die wordt gespeeld op een orgel, een piano, een viool of een piston. Deze klankkleur wordt veroorzaakt door de medewerking van de boventonen, die bij elk instrument weer eenigszins anders is.

Uit dit alles blijkt, dat ons oor een zeer fijn bewerktuigd orgaan is. We hooren b.v. de kleinste verschillen bij het uitspreken van de letters, klinkers en medeklinkers, en kunnen daaruit dikwijls terstond de conclusie trekken uit welken hoek van het land iemand afkomstig is.

We zien dus hier dat, evenals bij de lichtgewaarwordingen, zoo ook bij de geluidgewaarwordingen de qualitatieve verschillen tusschen de tonen afhankelijk zijn van de quantitatieve differentie der prikkels. Hoe dit mogelijk is, hoe dit proces toegaat, is tot op den huidigen dag onverklaard.