Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Moabieten

betekenis & definitie

De Moabieten behoorden met Edom en Ammon tot den met Israël nauw verwanten volkerengroep (Gen. 19:37) en spraken dan ook, gelijk de Mesasteen (zie art. Mesa) bewijst, een bijna gelijke taal.

Wanneer zij in het naar hen genoemde land zijn binnengedrongen, weten we niet. Deut 2 : 11 zegt ons, dat zij de Emieten in zich hebben opgesmolten.Behalve een paar mededeelingen van Assyrischen oorsprong bepaalt onze kennis van hun geschiedenis tot wat Israël ons daarvan heeft medegedeeld en wat hun koning Mesa ons daarvan zegt.

Ze schijnen reeds vroeg een zekeren staatsvorm gehad te hebben, want als Israël met hen in aanraking komt, regeert een koning over hen. Ze zijn dan juist in oorlog geweest met Sihon van Bazan, die hen over den Arnon heeft teruggedreven (zie Richt. 11 :13—23). Vandaar Balaks vrees voor Israël, toen dit sterker bleek dan Sihon (Num. 22 : 3). Van een poging van Israël om over den Arnon door te dringen, blijkt intusschen niets.

Wanneer Israël na den intocht in Kanaan in vier stukken is uiteengevallen (zie Noordtzij, Gods Woord bl. 276 v.), kan Moab zijn oude grenzen weer herstellen, Rubens land afnemen, zich zelfs in Jericho nestelen en Benjamin tot het brengen van schatting dwingen (Richt. 3:12—30). Of en in hoeverre ze in Jefta’s dagen door Ammon werden teruggedreven, weten we niet (Richt. 11). Wel, dat ze in Sauls dagen weer met Israël in aanraking zijn gekomen (1 Sam. 14 : 47), wat in klimmende mate het geval was, toen Israël onder David zoo snel de eerste werd onder de Palestijnsche volkeren. Hoewel eerst in vriendschapsverhouding tot Moab staande (1 Sam. 22 : 3v.), drong zich weldra de zekerheid aan David op, dat Israël in het Overjordaansche geen rust zou krijgen, als de Arameërs niet waren teruggedrongen en Ammon en Moab niet waren onderworpen. Bileams voorspelling (Num. 24 : 17) was in vervulling gegaan. Maar niet voor langen tijd.

Moab verkrijgt (eerst na Salomo’s dood ?) zijn vrijheid, en alleen wanneer er zoo nu en dan weer eens een sterk koning over Noord-Israël regeert, kan deze Moab tot onderwerping dwingen. De eerste, aan wien dit gelukt, is Mesa, wiens land door Omri was onderworpen (zie art. Mesa). Maar na Achabs dood vecht Moab zich weer vrij (2 Kon. 1:1), waaraan ook Jorams tegenstand niets verandert (2 Kon. 3). In Eliza’s dagen zijn ze zelf in staat stroopend den Jordaan over te trekken (2 Kon. 13 : 20), terwijl zij in den onmiddellijk aan Amos (pl.m. 760 v. Chr.) voorafgaanden tijd in Gilead op schandelijke wijze hun vijandschap tegen Israël botvieren (Am. 1 : 13). Maar Jerobeam II neemt bloedige wraak en weet hen zelfs geheel te onderwerpen (Am. 6 : 14).

Bij het naderen van Assyrië heeft natuurlijk ook Moab het raadzaam gevonden door geschenken den vrede te koopen. Zoo noemt Sargon (722—705) dan ook Moab onder hen, die hun onderwerping aanboden. In 705 treden ze eerst in de coalitie, die steunend op Babel en Egypte, met behulp der Syro-Palestijnsche vorsten Sanheribs macht wilde vernietigen. Maar zoodra deze naar de zeekust trekt, onderwerpt ook Kam-moe-soe-na-ab-di (rndtoe) ma-’-ba-ai d. i. Kamos-nadab van Moab zich. Esarhaddon (681 — 668) noemt Moesoeri van Moab onder hen, die tribuut opbrengen.

Welke houding zij tegenover het Nieuw-Chaldeesche rijk onder Nebukadnezar hebben aangenomen, blijkt niet. Slechts weten we, dat zij in samenwerking met Edom en Ammon, Tyrus en Sidon in 597/6 een poging hebben gedaan om Zedekia tot den afval te prikkelen (Jer. 27 : 3). Wanneer echter in 588 Zedekia inderdaad tot den afval overgaat, staan de Moabieten en Edomieten aan de zijde van Nebukadnezar, die hen gebruikt om Juda af te stroopen (2 Kon. 24 : 2). Met innige vreugde hebben zij Jeruzalems ondergang aangezien (Ezech. 25 : 8—11; Zef. 2:8; Jer. 48 : 26 v.v.).

Zoo draait alles, wat we van Moab weten, om worsteling en strijd met het broedervolk Israël. Ook Amos (2 : 1 v.), Jesaja (15 en 16)enjeremia (48) weten slechts van roof en bloedstorting. Alleen Ruth geeft een vriendelijker indruk, als een lichtstraal in donkeren nacht.

< >