Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jericho

betekenis & definitie

In den loop der eeuwen zijn ter plaatse, waar het Jordaandal zich in het Zuidelijkste gedeelte verbreedt tot een oase met een bijna tropisch klimaat, doorjozefus als een waar paradijs beschreven, waarvan nu nog slechts spaarzame resten over zijn, drie nederzettingen verrezen, die alle den naam Jericho hebben gedragen, maar zelfs niet de plaats met elkander gemeen hadden.

De oudste is de stad der Kanaanieten, welke door Jozua op zoo wondere wijze werd ingenomen (Joz. 6). Ze heeft gelegen aan den voet van den Dsjebel (berg) Kardntal, waarop de traditie de verzoeking van den Heere Jezus localiseert (Matth. 4 : 1—11 en par. pil.). Hierover is licht opgegaan door de opgravingen van Sellin en Watzinger (1908/09). Toen werden blootgelegd de resten van twee geweldige ringmuren, waarvan in ieder geval de binnenste uit den tijd voor jozua dateert, terwijl de buitenmuur, voorzoover deze is bewaard, uit den Israëlitischen tijd schijnt te zijn. In het Zuid-Oosten zijn beide muren geheel verwoest, dus juist dáár, waar Jozua moest aanvallen.

Deze stad, die in het derde duizendtal jaren vóór Chr. gesticht schijnt, moet in den Kanaanitischen tijd buitengewoon sterk zijn geweest. Ze had vele handelsbetrekkingen met Egypte, waarvan ook Joz. 2 : 10 gewaagt. Jozua sloeg haar bewoners met den ban (Joz. 6 : 21 v.v.). Dat op hare ruïnen echter betrekkelijk snel een nieuwe nederzetting zich vestigde, waarvan Richt. 3 :13 en 2 Sam. 10 : 5 gewagen, kan alleen hem verwonderen, die zijn oog sluit voor de buitengewoon belangrijke positie, welke Jericho voor het toenmalige handelsleven innam. Het duurde echter tot Achabs dagen, voordat Jozua’s vloek door het ten bouwoffer wijden van Hiël’s zonen werd weggenomen (1 Kon. 16 : 34). Maar tot den ouden bloei bracht Jericho het niet meer, (vgl. 2 Kon. 2 : 5 v.; 25 : 5; Neh. 3:2; 7 : 36; 1 Maccab. 9 : 50). In dat Israëlietische Jericho zijn duidelijke sporen gevonden van Cyprischen invloed, wat wel door Fenicische bemiddeling zal zijn geschied.

Het tweede Jericho is dat van Herodes den Groote en lag iets Zuidelijker in de onmiddellijke nabijheid van de wadi Kelt in de richting OostWest. Deze nieuwe stad, die hij na Cleopatra’s dood (31 v. Chr.) in vrij bezit kreeg, bouwde Herodes in Grieksch-Romeinschen stijl. Ze kreeg dus behalve prachtige huizen ook een renbaan, amfitheater en waterleiding. Zoo werd ze tot de schitterende winterresidentie des konings, waarvoor de omgeving zich trouwens èn door haar klimaat èn door haar vruchtbaarheid uitstekend leende. Dat is het Jericho, waarvan het Nieuwe Testament en de Christelijke schrijvers uit de eerste eeuwen spreken. Ze is tegen het einde der 7de eeuw grondig verwoest, waarschijnlijk door de Perzen.

Tusschen beide in ligt iets meer naar den Jordaan de derde nederzetting met haren gearabeïseerden naam Er-Riha. Voor 70 jaren vond men hier niets dan een armzalige groep hutten. Nu heeft ze ongeveer 1000 inwoners en mag ze prat gaan op een paar hotels.

De naam Jërêcho of Jërïcho zal wel samenhangen met jarëach „maan”. Waarschijnlijk was hier een oud maan-heiligdom.