of Gothische stijl. Deze bouwstijl heeft geheerscht in de tweede helft van de 13e en gedurende de 14e en 15e eeuw, zelfs nog, vooral in ons land, gedurende een deel van de 16e eeuw.
Met de ontwikkeling van dezen stijl heeft de kerkelijke bouwkunst haar toppunt van techniek en schoonheid bereikt, daar zij zich wist los te werken van alle vroegere conventies en een systeem te scheppen, dat in stoutheid van constructie en in eigenaardigheid en pracht van versiering al het tot dusver bereikte overtrof; tevens een systeem, dat de scherpste tegenstelling vormt met het stelsel van den klassieken stijl.De naam „Gothisch” is aan dezen stijl toegekend in veel lateren tijd toen hij in zijn wezen niet meer begrepen werd en als barbaarsch werd gebrandmerkt.
Het meest kenmerkende van de Gothische bouwwijze is de spitsboog, die alles beheerscht, en die in de plaats was getreden van den rondboog, welke het kenmerk van den Romaanschen stijl had uitgemaakt. Heeft de rondboog iets gedrukts en zwaars en legt hij door zijn vorm de vrijheid aan banden, de spitsboog is rijziger en lichter van gedaante, verleent een grootere vrijheid in de toepassing, geeft aan het geheel het aanzien van lichtheid en sierlijkheid, en draagt er in hooge mate toe bij om de in de Gothiek overheerschende verticale richting tot uitdrukking te brengen.
Waren de Romaansche kerkgebouwen samengesteld uit zware muren, waarop de massieve gewelven rustten, in de Gothiek werden die muren gereduceerd tot enkele zware steunpunten, waarop door een kunstige gewelfconstructie de druk der gewelven werd overgebracht. Deze steunpunten werden versterkt door zware schraagpijlers, ook beeren of conterforten genoemd, die eindigden in sierlijke en luchtige bekroningen. De ruimten tusschen deze zware steunpunten werden bijna geheel gevuld door ontzaglijk groote spitsboogvormige vensters, die een scherpe tegenstelling vormen tot de kleine en onaanzienlijke vensters van een vroeger tijdperk. Daar zulke kolossale oppervlakken te groot waren voor een enkel glas werden ze door posten en bogen en allerlei smaakvolle meetkunstige vormen, die den naam van traceeringen dragen, in allerlei afdeelingen en vakken verdeeld. Deze reusachtige lichtopeningen, waardoor een zee van licht het kerkgebouw binnenstroomde, werden gevuld met gebrandschilderd glas, dat met prachtige tafereelen was versierd, waardoor een betooverende uitwerking werd bereikt.
Het overige muurwerk, alsmede de schraagpijlers, de portalen en alle constructiedeelen werden bedekt met een overvloed van beeldwerk en geometrisch en plantaardig ornament, dat een hoogst bekoorlijken, zeer eigenaardigen, den Gothischen stijl kenmerkenden stempel droeg, en waaronder de z.g. kruisbloem, die tot bovenste bekroning van verschillende bouwdeelen dient, een groote plaats beslaat.
De torens verhieven zich tot een reusachtige hoogte. De onderste verdiepingen waren vierkant, de bovenste hadden, met name in Duitschland en in ons land, den achthoekigen grondvorm en werden bekroond door een doorluchtige lantaarn en een hooge dakpyramide; bij de voornaamste monumenten treft men in plaats hiervan een opengewerkte steenen spits aan, waarbij de stoutste constructies zijn toegepast.
In het inwendige van het kerkgebouw trekt vooral het koor de aandacht, dat in de Gothiek een aanmerkelijke uitbreiding had ondergaan, en waaraan, mede in verband met zijn symbolische beteekenis, de meeste en rijkste versieringen werden ten koste gelegd. De blik wordt omhoog gevoerd door de vele ranke, rijzige pijlers, die zich tot een duizelingwekkende hoogte verheffen, en die dienen tot steun van de kunstig geconstrueerde kruis-, net- en stergewelven, welker ribben tot ingewikkelde meetkundige figuren zijn samengesteld, en die de geweldige ruimten overspannen.
Tegen het einde van de 15e eeuw lieten de kunstenaars zich verleiden tot het prijsgeven van de eenvoudige vormen, om heil te zoeken in gezochte en naturalistische buitensporigheden met verwaarloozing van de strenge wetten der constructie. Dit alles deed afbreuk aan de edele schoonheid van den Gothischen stijl, had een ontaarding van het ornament ten gevolge en gaf aanleiding tot het ontstaan van den z. g. flamboyantstijl, die zich o.a. kenmerkt door min schoone en gezochte traceeringen in de vensters.
De spitsboog en de verdere voor de Gothiek zoo eigenaardige versieringen en motieven — klaverbladboog, drie- en viergloop enz. — vonden niet alleen toepassing bij de gewijde, maar ook bij de ongewijde gebouwen, ja deelden zich mede aan alle voortbrengselen van de beeldende kunst: altaren, reliekschrijnen, priestergewaden, meubels, luchters, bekers en kannen, welker vormen en versieringen alle hetzelfde karakter droegen.
Groot is het aantal monumenten, die in dien stijl zijn gebouwd, daar de Gothiek zich over de meeste beschaafde landen van Europa had verbreid. In het buitenland mogen onder vele vermeld worden: de Dom te Keulen, de Munster te Freiburg, de Cathedralen te Reims en te Amiens, de St. Gudule te Brussel, de Cathedraal te Antwerpen, terwijl in Italië, waar de beginselen der antieke bouwkunst zich nooit verloochend hebben, de Gothiek nimmer tot volledige ontwikkeling gekomen is. In ons land dagteekenen de Gothische kerken meest uit de 15e en uit de de eerste helft van de 16e eeuw. De schoonste van alle is wel de St. Janskerk te ’s Hertogenbosch, die de beste gewrochten uit het buitenland ter zijde streeft.
Verder kunnen we noemen: de St. Bavo te Haarlem, de Oude en de Nieuwe kerk te Amsterdam, de Oude en de Nieuwe kerk te Delft, de St. Magdalenakerk te Goes, den Dom te Utrecht, de St. Janskerk te Gouda, die beroemd is om haar vele prachtige gebrandschilderde vensters, en vele andere.