Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Tittel

betekenis & definitie

Tittel, puntje, haaltje of streepje boven, onder of naast een letter ter aanduiding van een afkorting, van het accent, e.d.; ook wel: versierseltje.

Geen tittel of jota, tittel noch jota, geen letters, helemaal niets (meestal van een tekst).

Tittels en jota’s, onbelangrijke (kleine) toevoegsels.

Geen (tittel of) jota van iets begrijpen, ergens helemaal niets van begrijpen.

Jezus sprak tot zijn discipelen: ‘Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn’ (Matteüs 5:17-18, NBV). Net als de Hebreeuwse tittel is de Aramese jota maar een klein schriftteken. Zelfs in de kleinste details zal er dus niets veranderd worden. De uitdrukking komt tegenwoordig nog vaak voor, vooral in een constructie als geen (tittel of) jota ergens van begrijpen, ‘ergens helemaal niets van snappen’. Tittel ontbreekt meestal in deze laatste uitdrukking.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Matteüs 5:18. Want voorwaer segge ick u, tot dat de hemel ende de aerde voorby gaen, en sal daer niet een jota, noch een tittel van de Wet voor-by gaen, tot dat het alles sal zijn geschiedt.

Gebruiksvoorbeeld: Door de week werd er na de warme middagmaaltijd en de avondboterham door een gezinslid, meestal de heer des huizes, uit de Schrift voorgelezen; een hoofdstuk per keer, en van Genesis tot en met Openbaringen zonder dat er een tittel of jota werd overgeslagen. (J. Goedegebuure, De Schrift herschreven. De bijbel in de moderne literatuur, 1993, p. 7)

Gebruiksvoorbeeld: Staatssecretaris Linschoten: Dit wetsvoorstel, of deze wet als zij straks in het Staatsblad staat, doet tittel noch jota af aan de afspraken die in collectieve arbeidsovereenkomsten zijn gemaakt. (Tweede Kamer, nov. 1995)

Gebruiksvoorbeeld: Hij houdt niet van grootspraak, tittels en jota’s en wie hem niet gewoon bij zijn voornaam ‘Carlos’ noemt, kan het maar beter helemaal laten. (L. Hacquebord, R. de Bok, Spitsbergen 79° N.B. Een Nederlandse expeditie in het spoor van Willem Barentsz., 1981, p. 120)

Gebruiksvoorbeeld: Wie dit stuk op morele gronden wil tegenhouden heeft het óf niet gelezen óf er geen jota van begrepen (Rotte vis. Een cursus effectief beledigen. Een keuze uit Propria Cures, 1998, p. 131)

Gebruiksvoorbeeld: Ze maait wat met haar armen, werpt getergde blikken in het zwerk, blaast haar partijtje soap-janken mee, maar wat dat arme mensenkind bezielt, daar heb ik geen spoor van gezien (of geen jota van begrepen). (De Groene Amsterdammer, 3-3-1999, p. 31)