Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Gemeente

betekenis & definitie

Gemeente, plaatselijke vereniging van gelovigen, dikwijls als onderdeel van een groter kerkelijk verband.

De Statenvertaling vertaalt, met haar voorgangers, Grieks ecclesia met gemeente zowel als kerk. Als aanduiding voor de plaatselijke gemeenschap van gelovigen is de term gemeente door de hervormde en doopsgezinde kerken overgenomen. In een overeenkomstige betekenis vinden we het woord vooral in de handelingen en bij Paulus, bijvoorbeeld in de aanhef van zijn brieven: ‘Van Paulus, apostel van Christus Jezus, geroepen door de wil van God, en van onze broeder Sostenes. Aan de gemeente van God in Korinte’ (1 Korintiërs 1-2, NBV).De ruimere betekenis ‘de gezamenlijke gelovigen’, ‘alle gelovige joden of christenen’, die ook in de bijbelvertalingen gebezigd wordt, is in het algemene Nederlands niet meer gangbaar.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Romeinen 16:1. Ick beuele v onse suster Phebe, die welcke in den dienst der gemeynten is tot Kenchiea.

Gebruiksvoorbeeld: ‘Luister niet naar de woorden van deze valse profeet. Is hij een volger van de gouden vrouwe, een ware volger? Een broeder? Nee! Hij heeft nooit gezucht onder het juk van de Massussiërs! Zijn huis was altijd warm, zijn maag gevuld! Is hij een broeder zoals jullie en ik?’ In de gemeente klonk ontsteld gemompel. (J. Boekestein, Schaduwstrijd. De kronieken van de magiër, 1997, p. 183)

Gebruiksvoorbeeld: Gemeente en wijkkerkeraad heten ds. N. Paap van harte welkom na zijn studieverlof en vakantie. (Leidschendams Kerkblad, 17-9-1999, p. 5)