Wat is de betekenis van zij?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zij

v. (-den), 1. grenslijn van een vlakke figuur: een ruit wordt begrensd door vier gelijke zijden; de zijden van een driehoek; 2. kant, grensvlak van een lichaam: de zes zijden van een dobbelsteen, van een kubus ; een steen op zijn smalle, brede zijde leggen ; de holle, de bolle zijde van een lens ; — vgl. boven-, onder-,...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zij

zij - Persoonlijk voornaamwoord 1. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk, nominatief Heeft zij dat gezegd of was het haar echtgenoot? 2. 3e persoon meervoud, nominatief Hebben zij dat gedaan of was het de oppositie? zij - Zelfstandignaamwo...

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zij

zij - voornaamwoord 1. derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject ♢ gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet Voornaamwoord: zij Synoniemen ze

2025-07-15
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

zij

zij (voornaamwoord, frequent), ook na voorzetsel: Voor zij die er niet bij waren, hebben we een samenvatting gemaakt (voor degenen, voor hen). — (aanvoegende wijs): Wat er ook van zij... (Hoe het ook zij...; vgl. Quoi qu’il en soit...)

2025-07-15
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

zij

zij - in de homotaal voor: hij.

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zij

pron., hja, se, pl. hja, se.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)