Wat is de betekenis van zijdeur?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zijdeur

Het begrip zijdeur heeft 2 verschillende betekenissen: 1) deur aan de zijkant. deur aan de zijkant van een ruimte, een huis of een ander gebouw; deur die aan de zijkant toegang tot een ruimte, een huis of een ander gebouw geeft en meestal niet de hoofdtoegang is. 2) alternatieve toegang. alternatieve, minder gangbare toegang. Alle...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zijdeur

zijdeur - Zelfstandignaamwoord 1. deur aan de zijkant van een gebouw of andere ruimte ook van toepassing op auto's, een andere deur dan de voordeur of hoofdingang De verlegen koning verdween via de zijdeur zodat hij niet in contact kwam met de fotografen die bij de voordeur op hem stonden te wachten....

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zijdeur

s., syddoar.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zijdeur

v. (-en), deur ter zijde, in een zijwand; — (fig.) een zijdeurtje openhouden, een gelegenheid zich aan iets te onttrekken, een uitvlucht.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zijdeur

v. zijdeuren (deur terzijde of aan de zijkant; fig. uitweg [in tijd van nood]): een zijdeur(tje) openhouden.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zijdeur

('zij) v. (-en; -tje) 1. Eig. deur ter zijde. 2. Metf. uitvlucht : een -tje openhouden.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zijdeur

v./m. (-en), deur terzijde, in een zijwand of zijmuur; (fig.) een zijdeurtje openhouden, een gelegenheid om zich aan iets te onttrekken; afgaan door de —, geruisloos verdwijnen na een échec.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZIJDEUR

ZIJDEUR, v. (-en), deur ter zijde; (fig.) uitvlucht : een zijdeurtje openhouden.