zij - Persoonlijk voornaamwoord
1. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk, nominatief
♢ Heeft zij dat gezegd of was het haar echtgenoot?
2. 3e persoon meervoud, nominatief
♢ Hebben zij dat gedaan of was het de oppositie?
zij - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) één van beide kanten van een lichaam.
♢ Hij lag niet op zijn zij, maar op zijn rug.
2. zijde, zijden stof
3. vrouwelijk individu
zij - Werkwoord
1. aanvoegende wijs tegenwoordige tijd enkelvoud van zijn.
♢ Het zij zo!
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: si
Oudernederlands: sia, siu
Germaans: *iz en *hiz
Synoniemen
Clitische vorm: ze.
zijde
Verwante begrippen
[1] hij, haar, [2] hun
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: