Wat is de betekenis van ZIJDEN?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zijden

(19e eeuw, vero.) preuts; halfzacht. Syn.: zijig*. Zie ook: zijden doos. • Leentje Plas: Wat heb jij nóu weer, zijje madam? Amélie: Mijn man en die van Sophie wille niet meer dat we hier an huis komme, zoolang mama die Georgien logeert. (H. Heijermans: Kamertjeszonde. 1899) • Ga maar eens kijken bij de Bos en Lommer, daar z...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zijden

zijden - Bijvoeglijk naamwoord 1. van zijde, van zijdegaren vervaardigd Die zijden sjaal voelt enorm zacht aan. 2. op zijde gelijkend, als van zijde, zacht en glanzend Ik streelde haar zijden huid. zijden - Zelfstandignaamwoord 1...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zijden

zijden - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: zij-den 1. gemaakt van garen van de zijderups ♢ zij droeg een zijden jurk Bijvoeglijk naamwoord: zij-den

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

zijden

zie weg, weggaan.