Wat is de betekenis van zij?

2024-03-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zij

zij - Persoonlijk voornaamwoord 1. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk, nominatief Heeft zij dat gezegd of was het haar echtgenoot? 2. 3e persoon meervoud, nominatief Hebben zij dat gedaan of was het de oppositie? zij - Zelfstandignaamwo...

2024-03-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zij

zij - voornaamwoord 1. derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject ♢ gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet Voornaamwoord: zij Synoniemen ze

2024-03-19
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

zij

zij (voornaamwoord, frequent), ook na voorzetsel: Voor zij die er niet bij waren, hebben we een samenvatting gemaakt (voor degenen, voor hen). — (aanvoegende wijs): Wat er ook van zij... (Hoe het ook zij...; vgl. Quoi qu’il en soit...)

2024-03-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

zij

zij - in de homotaal voor: hij.

2024-03-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zij

pron., hja, se, pl. hja, se.

2024-03-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zij

v. (-den), 1. grenslijn van een vlakke figuur: een ruit wordt begrensd door vier gelijke zijden; de zijden van een driehoek; 2. kant, grensvlak van een lichaam: de zes zijden van een dobbelsteen, van een kubus ; een steen op zijn smalle, brede zijde leggen ; de holle, de bolle zijde van een lens ; — vgl. boven-, onder-,...

2024-03-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zij

I. pers. vnw. 3de ps. vr. enkelv. en 3de ps. m., vr. en onzijdig, mv. in de onderwerpsvorm. II. v. (een vrouwelijke persoon; wijfjesdier): een hij of een zij. III. zie zijde.

2024-03-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zij

I. → pers. vrnw. derde persoon v. enk., of mv. van de derde persoon ; zei; zeiden. II. v. (-’s) 1. vrouwelijke persoon : is die schrijver een - of een hij ? 2. Uitbr. wijfje van een dier : is die kat een - of een hij? III. v. (-den; -tje) afkorting van : zijde.

2024-03-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Zij

Het begrip zij heeft 2 verschillende betekenissen: 1. zij - ZIJ, pers. vnw. derde persoon vrouwelijk enkelvoud; (ook) meervoud van den derden persoon ; — wijfje van eenige diersoorten: is die vogel een hij of eene zij ? 2. zij - ZIJ, v. zie ZIJDE.

2024-03-19
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Zij

Zij, (B. ZY), vnw. derde persoon vrouwelijk enkelvoud; (ook) meervoud van hij of zij. *-, v. zie ZIJDE.