I. → pers. vrnw. derde persoon v. enk., of mv. van de derde persoon ; zei; zeiden.
II. v. (-’s)
1. vrouwelijke persoon : is die schrijver een - of een hij ?
2. Uitbr. wijfje van een dier : is die kat een - of een hij?
III. v. (-den; -tje) afkorting van : zijde.