Vinger
m. (-s, -en). 1. elk der vijf gelede grijporganen waarin de hand zich splitst: hij mist een vinger aan de linkerhand; een vinger in iets, door iets steken ; ik kan de ring niet van mijn vinger krijgen ; — in het mv. ook voor hand: blijf er af met je vingers; pas op als ik je in mijn j vingers krijg; —...