Wat is de betekenis van uit?

2024-04-26
WhatsApp woordenboek

redactie Ensie (2023)

uit

you're in trouble

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uit

uit - Voorzetsel 1. geeft aan van welke plaats iets komt. Dit komt 'uit de pot. uit - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet aan, stand van een apparaat. Het koffiezetapparaat is al uit. 2. balsport term voor als de bal buiten de lijnen v...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uit

uit - bijwoord, voorzetsel 1. afgelopen, het werkt niet meer ♢ het spel is uit 1. ik ben er helemaal uit [ik weet niet meer hoe het moet] 2. hun verkering is uit ...

2024-04-26
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

uit

1. Kort voor ‘uitkomen’ in de uitdrukking: ‘uit moeten’. 2. Kort voor ‘uitgepast’ in uitdrukkingen als: ‘het ging 3♠, uit’.

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

uit

- er niet aan uitkunnen, er niets van snappen of het voor die prijs niet kunnen doen. - er aan uit kunnen, het snappen of het voor die prijs kunnen doen. Ah voilà, dat is de vraag. Ik heb die film gezien op de Nederlandse TV en daar hebben ze vertaald ‘je kunt niet reizen in de ruimte’ en ik heb die f...

2024-04-26
Woordenboek Nederlandse termen van Bibliotheek en documentaire informatie

dr. P.J. van Swigchem en E.J. Slot (1990)

uit

zie: uitgeleend.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

uit

I. Als vz. In versch. toep. waar in de standaardt. van gebruikt wordt: uit staaldraad, uit hout (gemaakt) enz., van staaldraad enz.; kalfsvlees uit de schouder e.d., van de schouder; goed uit de tongriem gesneden, van de tongriem; uit ganser harte, van ganser harte; terug zijn, komen uit vakantie e.d., van...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uit

geuit, praat; uiter; dood; klaar; geëindig; uitgegaan; uitgekom; buite; wat oorsprong aandui; deur middel van; wat oorsaak of beweegrede aandui; weens.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uit

praep. & adv., út; ergens —, earne ta’n út; er op —, op 'e swalk, sweef, toffel, flitter, kêdde, op 'en baen; — rijden, út to riden; — fietsen, fuort to fytsen; met iem.zijn, mei immen op en út wêze; (afge...