uit - Voorzetsel
1. geeft aan van welke plaats iets komt.
♢ Dit komt 'uit de pot.
uit - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet aan, stand van een apparaat.
♢ Het koffiezetapparaat is al uit.
2. balsport term voor als de bal buiten de lijnen van het speelveld is geraakt.
♢ Die bal was uit!
uit - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
♢ Uitmaken: ik maak het nu uit.
uit - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van uiten
2. gebiedenwijs van uiten
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: ute
Oudernederlands: ūt, ūta
Antoniemen
in
[1] aan
[2] in
Verwante begrippen
voorzetsel
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: