Wat is de betekenis van uitbarsten?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitbarsten

uitbarsten - Werkwoord 1. ergatief tot een ontploffing komen De Etna was uitgebarsten en de lava vloeide van de berg. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en barsten(werkwoord)

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitbarsten

uitbarsten - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-bar-sten 1. plotseling tevoorschijn komen ♢ de lava barstte uit en bedekte de berg 2. plotseling en hevig beginnen ♢ Ilonka barstte in lachen uit...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbarsten

v., útb(o)arste.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbarsten

(barstte uit, is uitgebarsten), 1. door het maken van een barst —, barstende naar buiten treden; plotseling uitbreken, zich vertonen: de orkaan, de vlam barstte uit. 2. (oneig.) in tranen, in verwensingen, in een schaterlach uitbarsten, daaraan plotseling lucht, uiting geven.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitbarsten

barstte uit, i. uitgebarsten (losbreken, zich plotseling vertonen): vlammen, orkanen barsten uit; fig. in tranen, lachen uitbarsten.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitbarsten

('uid) (barstte uit, is uitgebarsten) 1. losbreken. 2. vuur, lava enz. uitwerpen : een vulkaan kan -. 3. zich plotseling vertonen : de orkaan, de vlam barstte uit. 4. zich plotseling hevig uiten : in verwensingen, in tranen -; van lachen. Syn.uitproesten.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitbarsten

(barstte uit, is uitgebarsten), 1. plotseling uitbreken, zich vertonen; 2. in lachen uitbarsten, daaraan plotseling uiting geven.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBARSTEN

UITBARSTEN - (barstte uit, is uitgebarsten), vaneenbarsten; (inz. fig.) zich plotseling vertoonen : de orkaan, de vlam barstte uit; in tranen, in verwenschingen uitbarsten, losbarsten; in een schaterlach uitbarsten, losbreken. UITBARSTING, v. (-en), het uitbarsten; de uitbarstingen van den Vesuvius, het plotseling opgeven van rook, vlammen en lava...