Wat is de betekenis van Tuin?

2025-04-30
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuin

m. (-en), 1. (in vrij gebruik veroud.) heining, afperking, omtuining: een tuin om een stuk grond maken; de Hollandse leeuw in zijn tuin (op het wapen); (hist.) de tuin gesloten; — (zegsw.) iem. om de tuin leiden, hem foppen, bedriegen; — de kap op (of om) de tuin hangen, het kloosterleven verlat...

2025-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tuin

1) (17e eeuw) (euf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Vaak in de verkleinvorm. De vrouwelijke vruchtbaarheid wordt vergeken met een tuin. • Zelfs een tuin en een landschap zijn volgens Freud „veel voorkomende symbolen van het vrouwelijk geslachtsdeel"; en bovendien nog „hout en andere stoffen" (E. van Dieren: "Futuristische" behandeling v...

2025-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuin

tuin - Zelfstandignaamwoord 1. (landbouw) (tuinieren) een omheind stuk grond waar bloemen gekweekt of groenten geteeld worden Zijn al die bloemen voor je tuin bedoeld? 2. (verouderd) oorspronkelijk een tenen onheining rond een hof Een tuin is gemae...

2025-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tuin

tuin - zelfstandig naamwoord 1. stuk grond bij een huis, met bloemen, planten, struiken etc. ♢ wij hebben een huis met een tuin 1. iemand om de tuin leiden [hem bedriegen, misleiden] ...

2025-04-30
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

tuin

(zn) omheining, haag WB.

2025-04-30
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Tuin

Een locatie in een droom waar men slechts weinig mensen toelaat. De tuin is dikwijls ommuurd of omheind en heeft een smalle ingang - dit wijst erop dat men niet in z’n binnenste wil laten kijken. De toestand van de tuin - verzorgd of verwilderd - laat conclusies toe wat betreft de toestand van onze psyche. Wanneer alles er bloeit, groeit en v...

2025-04-30
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Tuin

een - op zijn buik hebben dood, begraven zijn. Bargoense uitdr. ‘Zeg,’ riep hij naar binnen, ‘wou jij soms een tuin op je buik?’ (Een tuin op je buuk: plastisch Nim- weegs voor ‘onder de groene zoden liggen’.) (A.F.Th. van der Heyden: Vallende ouders, 1992) ‘Reken maar van yes’, riep er één, ‘Die krijgt een tuin op zijn buik’, zei een ander. (Huub...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-04-30
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

tuin

In de 17de eeuw komt by alle thuynen voor. De Baere (1940:171) meent dat tuin wellicht teruggaat op een vijftiende-eeuwse munt, waarop een omheining van takken stond afgebeeld, ter herinnering aan een tuin of versperring van doornhaag, waarmee graaf Willem vi van Holland in 1406, bij de belegering van het slot Hagestein bij Gorcum, zi...