Synoniemen zoeken
Synoniem van tuin
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
tuin
tuin - afgegrensd terrein waarop men bloemen of planten laat groeien. In archaïstische stijl (en in België als neutraal woord) zijn er de synoniemen hof, gaard en gaarde. In een kruidentuin groeien geneeskrachtige of aromatische planten. Universiteiten hebben een hortus, ook botanische tuin, plantentuin of hortus botanicus genaamd, waar planten worden gekweekt ten behoeve van de botaniestudie. Arboretum noemt men een hortus met alleen bomen en struiken; een bijzondere vorm daarvan is het pinetum (alleen naaldbomen). Een lusthof behaagt door zijn fraaie, overvloedige beplanting. Franse tuinen zijn volgens een geometrisch patroon aangelegd, Engelse tuinen als een soort romantisch landschapspark. In een doolhof of labyrint zijn opzettelijk onoverzichtelijke kronkelpaden aangelegd, die worden omzoomd met heggen. Rozen worden in een rosarium getoond. Een achtertuin ligt achter een huis, een voortuin ervoor.
Zie: terrein.
Zie: lustoord; warnet.
tuinbed
duidelijk afgescheiden deel van een tuin dat met bloemen, groenten of een andere categorie kleine gelijksoortige planten wordt bezet. Een ander woord is bed. In een perk, bloemperk of bloembed staan alleen bloemen. De langgerekte vorm hiervan heet een border. Groenten of anderszins eetbare planten kweekt men in een groentebed, aardbeien in een aardbeienbed, enzovoort.
Zie: grasperk; tuin.
tuinbouw
het verbouwen van gewassen. In formele taal: horticultuur. Tuinbouw onder glas noemen we glastuinbouw, glasteelt of glascultuur.
Zie: teelt.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Tuin
Tuin is in het algemeen elk omsloten stuk grond (vgl. bij Haag); allengs heeft het de beteekenis van bloemhof, lusthof gekregen. Hof had dezelfde beteekenis, doch is thans meest in gebruik voor de plek, waar de moesgroenten geteeld worden. Wordt tuin in deze beteekenis gebruikt, dan moet er een bepalend woord voorgevoegd: moestuin, groentetuin, de slatuintjes; hof komt in de eerste beteekenis nog voor in lusthof, bloemhof. Oudtijds had gaarde de¬zelfde beteekenis als tuin en nog is het in dichterlijke taal en in het dialect hiervoor in gebruik. Het oudere woord warande, eigenlijk een park, waarin gejaagd wordt, dat bij Vondel (warande der dieren) en ook later nog als lustwarand enz. bij dichters voorkomt, is thans geheel verdwenen. Park voor lusthof, is in deze beteekenis aan het Fransch ontleend en beteekende oorspronkelijk, evenals tuin, eene omheinde plek grond; in hertenpark, hoenderpark e. a. heeft het nog eenigszins de oude beteekenis bewaard. Thans wordt het gewoonlijk gezegd van een tuin van zeer grooten omvang en sierlijken aanleg.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
tuin
tuin - zelfstandig naamwoord
1. stuk grond bij een huis, met bloemen, planten, struiken etc.
♢ wij hebben een huis met een tuin
1. iemand om de tuin leiden
[hem bedriegen, misleiden]
2. in zijn knollentuin zijn
[het erg naar zijn zin hebben]
3. een botanische tuin
[plantentuin]
4. ieder moet zijn eigen tuintje wieden
[zijn eigen gebreken verbeteren]
5. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet
[aansporing om vooral voor jezelf kritisch te zijn]
Zelfstandig naamwoord: tuin
de tuin
de tuinen
het tuintje