Tand
m. (-en), 1. ben. voor kleine beenderen die zich veelal in twee horizontale rijen in de kaken van mensen en van sommige diersoorten bevinden, en voornamelijk dienen om het voedsel te vermalen: de tanden worden onderscheiden in snijtanden, hoektanden en maaltanden of kiezen ; de mens heeft twee en dertig tanden; een tand bestaat uit...