tand - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) een hard, wit voorwerp in de mond, meestal in 2 horizontale rijen aanwezig (één in elke kaak) en algemeen gebruikt om te eten
2. (techniek) een meestal scherp uitsteeksel aan voorwerpen (bijvoorbeeld aan zaag|zagen of tandwielen)
tand - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tanden
♢ Ik tand
2. gebiedende wijs van tanden
♢ tand!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tanden
♢ tand je?
Synoniemen
gebit (meervoud)
Verwante begrippen
bijten, *gebit, *kies
Gepubliceerd op 01-11-2017
tand
betekenis & definitie