open
open - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: o-pen 1. niet afgesloten, waar je zo bij kunt ♢ kom maar verder, de deur is open 1. in de open lucht [buiten] 2. met open m...
Muiswerk Educatief (2017)
open - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: o-pen 1. niet afgesloten, waar je zo bij kunt ♢ kom maar verder, de deur is open 1. in de open lucht [buiten] 2. met open m...
Direct toegang tot alle 17 resultaten over open?
drs. Toine van Hoof (2017)
Paren, viertallen: wedstrijd waaraan spelers van beiderlei sekse en van iedere leeftijd mee mogen doen. Bij internationale kampioenschappen ook wel ‘de open’ genoemd.
Harold Hamersma (2005)
Een fles rode wijn van tevoren openen heeft als enig nut dat je hem anders niet leeg kunt drinken. De invloed van zuurstof via dat vierkante centimetertje is minder dan miniem (Zie ook: ademen). Is de fles eenmaal open en nog niet leeg, dan is goed en jong rood zo'n 48 uur houdbaar. Witte wijn is - afhankelijk van de kwaliteit van het gebruikte fru...
Marc de Coster (1998)
een - kont luchtvaartslang voor een manoeuvre met een Starfighter, waarbij de nabrander geheel openstaat. (De Vliegende Hollander,25/05/70).
Getty Research Institute (1990)
open - De toestand waarin toegang wordt geboden en er geen blokkade is. Vaak gebruikt voor een object of omgeving dat zich zowel in een open als in een gesloten toestand kan bevinden, zoals een boek, vat, kledingstuk, hek, venster of kamer.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
1. zo noemt men die vormen van longtuberculose waarbij tuberkelbacillen in het sputum (eventueel in maag- of trachea-spoeteei) zijn aangetoond en waarbij dus een direct besmettingsgevaar voor de mensen (kinderen!) in de omgeving aanwezig is; 2. het niet sluiten van opening of wand bijv. van de ductus van Botalli.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., iepen; de deur, het raam staat —, de doar, it rút stiet op; een — wonde, in iepen, rou steed; in de lucht, ûnder 'e bleate loft.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. open; geopend; openbaar, publiek; openlijk; openhartig; onverholen; onbevangen; onbezet; onbeslist; be open to, open zijn (staan) voor; blootstaan aan; vatbaar zijn voor [rede]; gaarne willen (ontvangen); it is open to you, het staat u vrij om...; open to reproach, te laken; be open with one, openhartig zijn tegenover; lay open, open-, blootlegg...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. niet gesloten, niet dichtgemaakt, geopend (van het middel dat dient om te sluiten): open deuren en vensters; 's zomers slaapt hij altijd met open ramen; de deur is wagenwijd open; — terechtzitting met open deuren, waarbij toehoorders worden toegelaten; — met open vizier strijden; de sl...
dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)
blootgesteld aan de lucht, onderbroken (electrische stroom); open bite malocclusion, open beet.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (niet gesloten; niet dichtgemaakt; vrij, onbelemmerd); een open mond, een wagen, een open haard enz., d. i. niet gesloten; mijn huis staat voor u open, gij zijt mij welkom; tot hoe laat zijn de winkels open, verkopen ze? een open sluis, niet overwelfd, dus geen duikersluis; een open brief, a) niet gesloten, b) een openbare brief; open tafe...
Jozef Verschueren (1930)
(‘o:pən) [~ op] bn. en bw. (-er, -st) 1. niet gesloten: de deur, de brug, het hek is -; het slot is -; laat het deksel van de koffer maar -; hij loopt altijd met zijn jas -; een mond; bij de haard; met een rijtuig; een ➝ bebouwing; het geschiedde - en bloot, voor iedereen zichtbaar. ➝ arm, deur, jacht, kot, mond, oog, oor. 2. met wonden: een...
dr. H. Pinkhof (1923)
door System (Eng., open-deur-stelsel), verpleging van zenuwlijders en krankzinnigen, waarbij hun wordt toegestaan zich vrij in de inrichting te bewegen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. niet gesloten, niet dichtgemaakt: terechtzitting met deuren, waarbij toehoorders worden toegelaten; de brug is open, zodat de schepen erdoor kunnen; ook van wat iets omgeeft: hij loopt altijd met zijn jas open; een doekje, applaus bij open doek; van een ruimte die afgesloten kan worden: die kast vind ik nog al eens open; d...
J.H. van Dale (1898)
Open bn. bw. (-er, -st), niet gesloten, niet dicht gemaakt, geopend (van het middel dat dient om te sluiten): open deuren en vensters; ’s zomers slaapt hij altijd met open ramen; de deur is wagenwijd open; — terechtzitting met open deuren, waarbij toehoorders worden toegelaten; — met open vizier strijden, zie vizier; de sluis is...
I.M. Calisch (1864)
Open, bn. en bijw. niet gesloten, niet bedekt; vrij; onbelemmerd, los; blootgesteld (aan), weerloos; half -, niet geheel digt; (fig.) -e brieven, openbare brieven, afkondigingen; - veld, het vlakke veld; in de -e (vrije) lucht; - lijf, loslijvigheid; met neus en mond - staan, verbaasd staan kijken; - werk, dat van onderen met openingen is (b.v. van...
Jacob van Lennep (1865)
b.n. - open wal (dien men vrijelijk kan naderen.) open zee (buiten de banken.) open wind (waar men een plaats meê bezeilen kan).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.