open

betekenis & definitie

open - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: o-pen

1. niet afgesloten, waar je zo bij kunt
♢ kom maar verder, de deur is open
1. in de open lucht
[buiten]
2. met open mond
[heel verbaasd]
3. hem met open armen ontvangen
[heel hartelijk]
4. een open boek zijn
[geen geheimen hebben]
5. dat is een open deur
[iets wat al veel vaker verteld is]
6. dweilen met de kraan open
[proberen een probleem op te lossen, zonder iets aan de oorzaken te doen]
7. met open mond luisteren
[zeer aandachtig]
8. een open oog hebben voor iets
[er de waarde, het belang van inzien]
2. niet ingevuld
♢ laat dat vakje maar open
1. we spelen open kaart
[we zeggen het eerlijk]
2. een film met een open eind
[je ziet niet hoe het afloopt]
3. dat laat ik nog even open
[dat bepaal ik nu nog niet]
4. een open sollicitatie
[waarin de sollicitant zichzelf aanbiedt voor werk]
5. een open vraag
[waarbij geen mogelijke antwoorden gegeven worden]
3. voor iedereen toegankelijk
♢ ze is erg open, ze praat met iedereen
1. een open brief
[bestemd voor iedereen die hem wil lezen]
2. een open dag
[kijkdag bij een instelling]
3. open huis houden
[iedereen mag binnenlopen op het moment dat hem uitkomt]
4. een open inrichting
[zonder afgesloten deuren]
5. de Open Universiteit
[die voor iedereen toegankelijk is]
4. niet bedekt
♢ er was een open plek in het bos
1. een open gezicht
[dat vertrouwen wekt]
2. open kaart spelen
[eerlijk zijn, niets verbergen]
3. in open zee
[ver uit de kust]

Algemene uitdrukkingen:
1. open en bloot
[vrij en zonder zich te schamen]
2. scoren voor open doel
[op een gemakkelijke manier succes behalen]
Bijvoeglijk naamwoord: o-pen

Synoniemen
leeg

Tegenstellingen
dicht, gesloten, toe