Wat is de betekenis van opening?

(1972) (plat) vrouwelijk geslachtsdeel. Syn.: gleuf*; spleet*. • Als ze dan aan het neuken gaat of het niet meer op kan, krijgen we een reeks benamingen in het wilde weg. Ze krijgt een schede, een mossel, een kut, en Jezus stamebij, wat nog meer... een opening, een grot, een vaas, een vagina zelfs. (Louis Paul Boon: Mieke Maaike’s obscen...

1. Het eerste bod in een biedverloop. 2. Hand die voldoet aan de vereisten voor een opening. Uitdrukking: (g)een opening hebben.

opening - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-pe-ning 1. ruimte die niet gevuld is ♢ je neus heeft twee openingen 2. handeling waardoor het niet meer gesloten is ♢ de opening van de tentoonstelli...

Opening - voornaamste nieuwsbericht op de voorpagina (of op andere paginas) van een krant. Daar zit een opening in!: gezegd van een belangrijk artikel dat op de voorpagina dient te komen.

de twee bladzijden die men ziet bij het openleggen van een boek.

belangrijkste artikel waarmee een dagblad begint op de eerste pagina.

oop ruimte; gat; aanvang; oopstelling; inwyding; vakature.

s., iepening; (gat), gat (it), iepenheit, iepenichheit; (in haag), rid, ridde.

I. openend; inleidend; eerste; II. opening; begin; inleiding; kans; gelegenheid; openings, ook: vooruitzichten.