Wat is de betekenis van ontploffen?

2022
2023-03-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

ontploffen

(1977) (Vlaanderen, inf.) (verwensing) (van personen) barsten, naar de pomp lopen: 'Ze kunnen voor mijn part allemaal ontploffen'. Ook imperatief gebruikt: 'Ontploft!' idem als: verrek*. • (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981) • Je kunt ontploffen. Ik verdoe mijn tijd niet langer aan een nikker. (Hollands maandbla...

Lees verder
2019
2023-03-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontploffen

ontploffen - Werkwoord 1. ergatief plotseling sterk uitdijen Die bom ontplofte te laat om de gehate dictator te doden. Woordherkomst Afgeleid van ploffen met het voorvoegsel ont-

Lees verder
2017
2023-03-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ontploffen

ontploffen - regelmatig werkwoord uitspraak: ont-plof-fen 1. met een klap uit elkaar springen ♢ op een mooie dag in mei ontplofte de vuurwerkfabriek 1. hij ontplofte van kwaadheid [was erg kwaad]...

Lees verder
2010
2023-03-20
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

ontploffen

ontploffen: men doet een wedstrijd ontploffen door met een demarrage de koers in brand te steken. De benen ontploffen als men na een reeks inspanningen alle krachten uit de benen voelt wegvloeien; exploderen, opblazen.

2009
2023-03-20
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

ontploffen

Na hevige inspanningen opeens kracht verliezen. De term wordt vooral gebruikt bij beklimmingen. ‘Tot op een kilometer of vijf van de aankomst op de top van de Fedaia kon ik ze volgen. Toen ze echter mekaar gingen bestoken, moest ik afhaken. Ik deed verder op eigen tempo, om niet te ontploffen.’ (Het Nieuwsblad, 26/05/2008)

Lees verder
2009
2023-03-20
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

ontploffen

(onov ww; ontplofte; is ontploft) fig. 1 - enorm hard (gaan) fietsen, knallen, syn. exploderen. • Romain Maes was een ambitieuze vechter, altijd tot...

Lees verder
2003
2023-03-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

ontploffen

- ze kunnen (allemaal) ontploffen, ze kunnen barsten.

1998
2023-03-20
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (1998)

ontploffen

Uiteenspatten (van een partnership).

1981
2023-03-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

ontploffen

Van pers., om aan te geven dat men zich van iem. niets meer aantrekt: barsten; vooral in verb. als: ze kunnen allemaal ontploffen. De vrouw verzocht haar man een toontje lager te roepen om hun dochter niet te wekken, en verweet hem een slechte vader te zijn. Hij antwoordde dat zij kon ontploffen en dat hij het allemaal beu was, Gazet v. A...

Lees verder
1952
2023-03-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontploffen

v., ófslaen, ûntploffe, springe.

1937
2023-03-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontploffen

ontplofte, i. ontploft (met een plof, een knal uiteenbarsten): de lading, het kruit, het gas ontplofte.

1930
2023-03-20
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

ontploffen

(ontplofte, is ontploft) 1. met een plof, knal uitzetten : een gas kan -. 2. door het ontploffen van gas vaneenbarsten: de lading van het kruitschip is ontploft. -> mijn.

Lees verder
1916
2023-03-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontploffen

(ontplofte, is ontploft), met een plof, een knal uiteenbarsten door de snelle uitzetting van een gasmassa: het kruit ontplofte; (oneig.) ik dacht dat hij zou ontploffen , uit zijn vel zou springen.

1908
2023-03-20
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Ontploffen

het snelle uitzetten van een gasmassa, uit een chemische verbinding of ontleding of op physische wijze door verdamping ontstaan, dat zich kenbaar maakt door een slag. De groote drukking van de gassen, bij de ontploffing ontstaande, wordt gebruikt in de vuurwapenen, en in de tegenwoordige gas-, petroleum- of benzine-motoren.

1898
2023-03-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontploffen

(ontplofte, heeft ontploft), met een plof, een knal vaneenbarsten door de snelle uitzetting eener gasmassa : de lading van het kruitschip ontplofte; toen men een lucifer aanstak, ontplofte het gas. ONTPLOFFING, v. (-en), het ontploffen ; de vlam der lamp ging met eene lichte ontploffing uit.