Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

ontploffen

betekenis & definitie

(onov ww; ontplofte; is ontploft) fig. 1 - enorm hard (gaan) fietsen, knallen, syn. exploderen.

• Romain Maes was een ambitieuze vechter, altijd tot ontploffen gereed, bruisend van temperament, prikkelbaar van zenuwen en opwellend bloed, een kleine duivel maar groot kampioen. (MATTW)

2 - opblazen, op zijn kop zetten, in een beslissende fase brengen, bv. een wedstrijd doen ontploffen door met een verwoestende demarrage een grote voorsprong te nemen, syn. exploderen.

• Eerst deed Johan De Mupnck op de Porta San Franco het peloton ontploffen, iets wat tot de ondergang van Felice Gimondi leidde. (CORBE)

• Te Neuvillp, en dat was na circa 113 km en net toen de eerste kinderkoppen onder de wielen kwamen, was het uitgerekend Merckx die de wedstrijd deed ontploffen. (CORLE)

3 - (van benen) licht opzwellen, en hard en pijnlijk aanvoelen, bv. na een rustdag in een meerdaagse wielerronde.

• Op de rustdag wil je lichaam er niet aan dat je niks verbruikt, het gaat zijn eigen gang en vraagt hetzelfde als de dagen ervoor. Hetzelfde gebeurt met de hydratering. Je lichaam is gewend om te zweten en daarom vraagt het vocht, wateren minerale zouten. Op de rustdag zweet je echter niet en verbruik je niet in dezelfde mate energie. Het gevolg hiervan is dat je de volgende dag van start gaat en je benen ontploffen. (HORRI)