Wat is de betekenis van mogen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

mogen

mogen - Werkwoord 1. (modl) toegestaan zijn Hij mag veel te veel. Wij mochten niet komen. Mogen zij in vrede rusten. 2. (ov) op prijs stellen Ik mag die jongen wel...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

mogen

mogen - onregelmatig werkwoord uitspraak: mo-gen 1. toestemming hebben ♢ik mag vanavond naar de film 2. hem aardig vinden ♢ik mag die leraar wel 3. nodig of wenselijk z...

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

mogen

lusten: die soep mag ik niet kunnen: het offensief mag elk ogenblik verwacht worden

2024-04-27
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Mogen

het moest niet het zou verboden moeten worden. Modieuze (schertsende) uitdr. In de jaren zeventig in zwang gekomen. Zo is het ook met carnaval op de tv. Als je ernaar kijkt bevangt je de angst dat je naar de hel vaart met Sjakie Schram als Charon. ‘Het moest niet mogen.’ (Gerrit Komrij: Horen, Zien en Zwijgen, 1977)

2024-04-27
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

mogen

In een vroegere fase van het Nederlands bestonden er verwensingen met het werkwoord mogen die uitdrukking gaven aan een bepaalde wens of een verlangen van de spreker. Vaak waren zij elliptisch geconstrueerd. In het wnt vinden wij o.a. (a) “Je meucht de moort” ‘stik de moord’; (b) “Dat mag je de duivel!” &l...

2024-04-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

mogen

1. Als gall. (ter vert. van fr. pouvoir), in toep. waar de standaardt. kunnen gebruikt. Het gaat niet zonder stotteren, want wanneer hij iets te zeggen heeft, kan hij het in zijn haast niet ordelijk rangschikken, en de woorden struikelen overeen. Hij mocht beter zwijgen meent Toontje al, TEIRLINCK 1952, 2, 10. Zijn idee was, dat het...

2024-04-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

mogen

(mocht, heeft gemogen), (ook:) in zijn goed recht zijn, gelijk hebben. Het is mijn ding , buitendien ik mag, ik ben zout, ik ben peper ik ben groot. Ik mag (Vianen 1972: 111). - Etym.: In AN alleen in de retorische vraag: Mag ik? - Opm.: De uitdr. 'ik ben zout enz.’ in het cit. is vertaald Sranan (mi bigi mi pepre mi sowtoe) en bet. &l...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Mogen

v., meije, m o c h t, m o c h t (m e ij e n); iets, iem. graag —, eat, immen (lije) meije; iem. niet —, net oer immen meije; iem. beslist niet —, immen net rûke meije, immen net snuven, hearre meije; ik mag hem niet, hy is myn man(tsje) net.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Mögen

zin, lust hebben; lusten, houden van; Sie mögen recht haben, u kunt gelijk hebben; er mochte vierzig Jahre alt sein, hij was misschien veertig jaar; das möchte ich kaufen, dat zou ik graag willen kopen; das möchte schwer zu beweisen sein, dat is, dunkt me, moeilijk te bewijzen; Sie möchten hereinkommen, of U binnen wou komen; ic...