mogen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: mo-gen
1. toestemming hebben
♢ik mag vanavond naar de film
2. hem aardig vinden
♢ik mag die leraar wel
3. nodig of wenselijk zijn
♢je mag wel oppassen
Algemene uitdrukkingen:
1. ik mag lijden dat hij vroeg komt
[ik hoop het]
2. hij mag er zijn hoor!
[hij ziet er knap uit]
3. dat mocht je willen
[je wilt het wel, maar het gebeurt niet]
4. het mocht niet baten
[het hielp helaas niet]
5. mocht je in de buurt zijn
[als je toevallig in de buurt bent]
Onregelmatig werkwoord: mo-gen
ik mag
jij/u mag
hij/zij mag
wij/zij/jullie mogen
ik/jij/u/hij/zij mocht
wij/zij/jullie mochten
hij heeft gemogen
Tegenstellingen
dienen, moeten, zullen
Gepubliceerd op 31-10-2017
mogen
betekenis & definitie