Wat is de betekenis van gemeen?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gemeen

gemeen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-meen 1. bedoeld om te benadelen of te kwellen ♢ het is een gemene streek dat je die poes zo plaagt 2. hevig, heel erg ♢ het is vandaag gemeen koud bu...

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

gemeen

<bnl.> gemeen recht, publiek recht. In de praktijk ging men ervan uit dat deze niet gereglementeerde opties onderworpen waren aan het gemeen recht, en dat zij derhalve belastbaar waren bij de toekenning. - Trends, 06-02-2003.

2024-04-26
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Gemeen

Plechtig voor: samen, gezamenlijk. ‘Mijnheer de Voorzitter, ik heb er behoefte aan in dit Huis nogmaals vast te stellen dat ik destijds in mijn functie van minister van Buitenlandse Zaken, een en ander in gemeen overleg met de Kamer heb besproken’.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

gemeen

Gemeen recht, publiek recht (vert. van fr. droit commun). In 1975 begon de rechtszaak tegen Mej. W...., maar kort nadien werd het proces gesplitst in een sociaal dossier en een dossier van gemeen recht, Gazet v. Antw. 8/5/1977.

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gemeen

De oorspronkelijke betekenis van dit zeer oude woord is: gemeenschappelijk. In die zin zeggen wij nu nog: gemene zaak met iemand maken, de gemene haard enz. Daaruit vloeit voort: niet bijzonder, gewoon, alledaags. Zo spreekt men van de gemene man, een gemeen soldaat. Uit de betekenis: alledaags ontstond die van: waardeloos, gering van hoedanigheid,...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gemeen

gemeenskaplik; algemeen; laag, sleg, veragtelik; eners; gesamentlik.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gemeen

adj. & adv.; (slecht), gemien leech, min, skobberich, skandalich; — individu, ychelswyn (it), leip; — volk, (rakkerts)reau (it); — koud, fiis kâld; (gewoon), gewoan; — soldaat, sljocht soldaet; (algemeen), (ge)mien; gemene weide, buorfinne, mienskar (it), -sk...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gemeen

gemener, gemeenst I. bn. (1 toebehorende of eigen aan meer dan één; gemeenschappelijk; 2 openbaar, publiek; 3 gemeenzaam, vertrouwelijk; 4 gewoon, alledaags; 5 gering; ordinair; min, slecht, laag): 1. dat is hun allen gemeen; vrijheid is een gemeen goed; een gemene naam, d.i. eigen aan alle zelfstandigheden van dezelfde soort; voor...