(1887-1942) was Russisch landbouwkundige, botanicus en geneticus en hoogleraar in deze vakken aan de Universiteit van Saratov. In 1920 werd hij directeur van het Bureau of applied botany in Leningrad en bracht als zodanig een geweldige verzameling tot stand van vormen van cultuurgewassen en wilde verwanten uit de gehele wereld.
Zijn onderzoekingen omtrent oorsprong, verspreiding en variabiliteit der cultuurgewassen leidden hem tot het opstellen van de theorie der genencentra en die van de homologe reeksen, d.w.z. dat bij verwante soorten (b.v. haver, tarwe, gerst) overeenkomstige typen optreden. Ook op het gebied van de resistentie van cultuurgewassen tegen schimmelziekten verrichtte hij baanbrekend werk.
Ongeveer vanaf 1935 werd VAVILOVS leidende rol op het gebied van landbouwwetenschap, erfelijkheid en veredeling bestreden door LYSENKO, die voor zijn Michurinistische theorieën en speculaties steeds meer officiële steun wist te verkrijgen, wat ten slotte tot de uitschakeling van VAVILOV en andere genetici leidde. Sinds 1956 schijnt de rol van LYSENKO en zijn aanhangers echter uitgespeeld te zijn, zodat thans in Rush de Westerse genetica weer in ere is hersteld.