of stoof noemt men in de bosb. een levende stronk, die nog in staat is uitlopers te vormen. Dit uitstoelingsvermogen bezitten alleen de loofhoutsoorten en het wisselt bij deze nog naar houtsoort, leeftijd, grondkwaliteit en klimaat.
Het sterkst is het uitstoelingsvermogen bij eik, els, wilg, populier, tamme kastanje en acacia. Hiervan wordt praktisch gebruik gemaakt in het hakhoutbedrijf, wanneer de periodiek af te zetten loten waarde hebben als brand- of staakhout, voor vlechtmateriaal of voor de winning van looibast. De loten moeten ter voorkoming van inrotting der s. liefst zo laag en glad mogelijk worden afgezet. Het geschiedt meest in het voorjaar en bij het eikenhakhout voor de bastwinning na het uitlopen der loten in Mei of Juni. Het ui tstoclings vermogen loopt op latere leeftijd terug en dan moeten de oude s. vervangen worden door nieuwe zaailingen.