is de term clic gebruikt wordt voor de chromosomen in de kernen van de speekselklieren der larven van het bananenvliegje Drosophila (en andere Dipteren). Deze zijn nl. ca 100 maal zo lang en enkele tientallen keren zo dik als de gewone metaphasechromosomen, ten gevolge van eensdeels een algehele strekking (despiralisering) en anderdeels een interne vermeerdering van het aantal chromatiden van 2 tot vele tientallen.
De homologe chromosomen zijn volkomen gepaard (PAINTER, BRIDGES). Hierdoor is van iedere structurele chromosoommutatie (fragmentatie, deficiency, duplicatie, inversie, reciproke translocatie) precies vast te leggen tussen welke chromomeren de breuken gelegen zijn. En daar het genetisch onderzoek (koppelingsanalyse enz.) leert tussen welke genen de breuken gelegen zijn, bestaat hier bij Drosophila, door het combineren van de cytologische met de genetische analyse (cytogenetica) de mogelijkheid om precies vast te stellen in of bij welk chromomeer een bepaald genenpaar gelocaliseerd is.