(luchtconditionering). Onder l. wordt verstaan een behandeling met lucht van een bepaalde temp., relatieve vochtigheid of gassamenstelling met stofvrije lucht c.d. gecombineerd naar behoefte.
L. wordt o.a. toegepast: l. bij het regelen van de luchttoestand in opslagruimten als silo's, voor gedroogde producten bij normale temp. en al of niet gekoelde ruimten voor verse producten; 2. bij de droogtechniek;
3.bij de verwerking van producten b.v. bij het fermenteren en curen van tabak, bij het fermenteren van thee, bij de behandeling van bloembollen, bij het mouten van gerst, enz.;
4. bij verschillende industrieën, b.v. de textiel-, de papier-en de chocolade-industrie om het vochtgehalte van de in bewerking zijnde producten te regelen;
5.bij vele onderzoekingen, als men de uitwendige omstandigheden in de hand wil houden;
6. bij het telen van producten als champignons en in zekere zin ook bij het kweken van allerlei tuinbouwproducten in verwarmde kassen.
L. maakt het mogelijk een product op elke temp. en watergehalte te brengen en te houden: m.a.w. de toestand van een product te beïnvloeden. Het uiteindelijke doel hiervan is gunstige voorwaarden te scheppen voor omzettingen, die in het product plaatsvinden of voor bewerkingen, die het product moet ondergaan.
Voor de uitvoering van l. is kennis vereist van de physische en thermodynamische eigenschappen van lucht, waterdamp en mengsels daarvan, van de stroming van lucht (aërodynamica), van ventilatoren, van verwarming en koeling van lucht, van luchtbevochtiging en droging, van constructie- en isolatiematerialen enz. Daarnaast dient de wisselwerking tussen geconditionneerde lucht en de te behandelen producten te worden bestudeerd; deze wisselwerking is gewoonlijk zeer gecompliceerd. Naast de hierboven beschreven industriële l., die dus gericht is op de producten, onderscheidt men de z.g. comfort airconditioning, die ten doel heeft een behaaglijk en gezond klimaat te scheppen voor mensen in woningen, kantoren enz.
Bewerkingen, die men met lucht kan uitvoeren zijn:
a. Verwarming; daarbij blijft het watergehalte constant.
b. Koeling; ook daarbij blijft het watergehalte constant, totdat het dauwpunt is bereikt. Koelt men de lucht verder af dan blijft deze verzadigd en wordt steeds meer water gecondenseerd.
c. Droging van lucht kan geschieden door koeling tot beneden het dauwpunt, waarna de lucht wordt verwarmd; m.b.v. absorptie-materialen, zoals b.v. silicagel en m.b.v. absorptiemiddelen, zoals b.v. een oplossing van calciumchloride.
d. Mengen van luchthoeveelheden van verschillende toestanden.
e. Bevochtigen van lucht; dit kan gebeuren met waterdamp of met water in vloeibare vorm. Bevochtigt men met waterdamp dan blijft de temp. van de lucht bij benadering gelijk. Bevochtigt men echter met water, dan verdampt dit water in de lucht en wordt de voor deze verdamping benodigde warmte aan de lucht onttrokken, zodat deze afkoelt.
f. Combinaties van bovengenoemde bewerkingen, zoals verwarming en bevochtiging.
Bij de conditionnering van ruimten moet rekening worden gehouden met de temp. binnen en buiten, met de vochtigheid binnen en buiten, met een eventueel gewenste verversing van de lucht, met warmte-ontwikkeling in de ruimte (door machines, arbeiders, verlichting of door de producten) en ten slotte met warmteverbruik in de ruimte (dit speelt vooral in drooginstallaties een grote rol).
Men kan del. uitvoeren in de ruimte zelf, dan wel buiten de te behandelen ruimte, waarbij de behandelde lucht door de ruimte wordt getransporteerd. De laatste werkwijze is i.h.a. verkieselijk, vooral, omdat daardoor een grote regelijkmatigheid
van temp. en vochtigheid kan worden bereikt. Ter verkrijging van een goede warmte-econ. is het i.h.a. nodig een gedeelte van de lucht te recirculeren. Men maakt voor de technische uitvoering van luchtbehandeling veelal gebruik van apparaten waarin ventilatoren, warmtewisselaars, luchtbevochtigers, enz. zijn samengebouwd.
H. A. LENIGER.