Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Landras

betekenis & definitie

1. (plantent.) Een l. is een populatie, die in een bepaalde streek van nature is ontstaan onder de invloed van de daar heersende klimaats-, bodem- en bedrijfsomstandigheden en waarop door de mens geen selectie of slechts grove massaselectie is toegepast. Van de rode klaver kent men b.v. de Rode Maasklaver, de Roozendaalse rode klaver, de Gendringse rode klaver en de Groninger rode klaver.

Deze laatste is iets beter wintervast als gevolg van de natuurlijke selectie. Voor elk l. is een landrasgebied aangewezen.Een l. bestaat uit erfelijk verschillende planten. De vormenrijkdom neemt toe door het optreden van spontane kruisbestuiving, mutatie, enz., terwijl al naar de omstandigheden van klimaat, bodem en bedrijf verschuivingen in de samenstelling optreden. Hierdoor is te verklaren, dat de l. zich veelal ook hebben aangepast in de richting van zaadopbrengst. Ofschoon op het gebied der klavers, grassen en andere voedergewassen de l. zich lang hebben gehandhaafd, is er toch een belangrijke kentering merkbaar, daar niet de geschiktheid voor zaad teelt, doch de opbrengst aan voederwaarde doorslaggevend is voor de cultuurwaarde van voedergewassen. De kwekers streven dit doel na.

2. (veet.) L. of natuurras is een nog weinig of niet veredeld ras, waarop de mens zeer weinig invloed heeft uitgeoefend. Het is dus niet veredeld en vertoont nog veel overeenkomst met de primitieve wildvorm, die door de mens is getemd en tot huisdier gemaakt. Een l. (het tegengestelde is een cultuurras) heeft gewoonlijk het voordeel, dat het weinig eisen stelt aan voeding en verpleging, maar daar staat tegenover, dat de productie in de regel ook zeer laag is. Als vb. van een runderras, dat nog tot de landrassen gerekend moet worden, zou men het Hongaarse steppenvee kunnen noemen. Het heideschaap kan men ook nog een l. noemen.