(Ned.) De L. van 1929 gaf aan de Regering de bevoegdheid de uitvoer van landbouwproducten, welke niet aan zekere eisen voldeden, te verbieden. Te voren had het particulier initiatief in samenwerking met de Overheid t.a.v. de uitvoer van boter en kaas reeds maatregelen getroffen, waardoor gegarandeerd kon worden, dat deze zuivelproducten aan zekere waarborgen van echtheid en onvervalstheid voldeden (z.
Botercontrole). Op het gebied van de. uitvoer van groenten, fruit en aardappelen was van particuliere zijde ook reeds iets dgl. tot stand gebracht.De L. gaf aan de Regering de bevoegdheid ook voor andere landbouwartikelen dgl. waarborgen voor buitenlandse kopers te scheppen, door vergunning tot uitvoer te binden aan de aanwezigheid van een bepaald merkteken, dat slechts, indien de artikelen waren goedgekeurd voor uitvoer, mocht worden aangebracht.
Wilde de Regering van haar bevoegdheid in een bijzonder geval gebruik maken, dan moest zij een Algemene Maatregel van Bestuur tot stand brengen, welke korte tijd daarna moest worden gevolgd door een wetsontwerp, waarbij de voorschriften van deze Alg. Maatr. van Bestuur werden bevestigd.
Behalve t.a.v. melkproducten is de wet o.a. toegepast op gezouten varkensvlees (bacon), eieren en pootaardappelen.
In 1938 is een tweede L. in werking getreden, die de wet van 1929 geleidelijk heeft vervangen. De nieuwe wet machtigt de Overheid om bepalingen vast te stellen nopens verbod van uitvoer van bepaalde landbouwvoortbrengselen voor zover deze niet aan bepaalde eisen van herkomst, hoedanigheid en verzorging voldoen.
In de wet woorden met name genoemd: boter, kaas en andere melkproducten, eieren, bacon, karwij-, mosterd- en maanzaad, aardappelen, uien en een 20-tal tuinbouwproducten. Bijzonderheden voor elk product worden geregeld in een Alg. Maatr. van Bestuur, hier Uitvoer-controlebesluit geheten.