Deze wet heeft ten doel de arbeiders, werkzaam in ondernemingen, waarin de bedrijven van landb., tuinb., bosb. en veehouderij worden uitgeoefend, te verzekeren tegen de geldelijke gevolgen van bedrijfsongevallen. Verzekerd zijn alle arbeiders, die tegen loon werkzaam zijn in de genoemde bedrijven.
De door een bedrijfsongeval getroffen arbeider ontvangt gratis genees- en heelkundige behandeling en indien hij de derde dag na het ongeval niet in staat is tot werken, een uitkering van 80% van zijn dagloon gedurende 6 weken, gerekend van de dag van het ongeval af. Bij daarna voortdurende ongeschiktheid tot werken ontvangt hij 70% van zijn dagloon, bij gedeeltelijke ongeschiktheid een evenredig deel van deze 70 %.Het premiebedrag hangt af van de grootte van het loon, dat aan de arbeiders wordt uitbetaald en de mate van gevaar, welke het bedrijf oplevert.
De wet wordt uitgevoerd, behalve door de Rijksverzekeringsbank en de Raden van Arbeid, door erkende Bedrijfsverenigingen en zelfs voorn. door deze laatste.
Een bedrijfsvereniging is een vereniging van werkgevers. doch de helft der bestuursleden zijn arbeiders, die door de Min. van Sociale Zaken worden aangewezen.
De wet verplicht alleen tot verzekering, maar laat de betrokken werkgevers geheel vrij zich aan te sluiten bij de Rijksverzekeringsbank dan wel bij een Bedrijfsvereniging. Het toezicht op deze Bedrijfsverenigingen wordt uitgeoefend door een Raad van Toezicht.
In België wordt de verzekering tegen land- en tuinb.-ongevallen geregeld in de Ongevallenwet.