Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Kappen

betekenis & definitie

(1) Het werken met een kapwerktuig.

Eigenlijk (2) de fase van de houtoogst tot het moment, dat het gevelde hout voor het eerste transport gereed ligt; i.h.a. rekent men de voorbereidingen voor deze fase ook nog tot kappen. Zoals alle onderdelen van een bedrijf, dient ook de houtoogst van te voren goed gepland en goed georganiseerd te zijn, om alle fasen vloeiend te laten aaneensluiten. Allereerst dienen alle te k. bomen zo te worden gemerkt, dat de kapper snel kan zien welke bomen moeten worden geveld en welke niet. Van de omstandigheden hangt het af:

a. of men de bomen alleen aanritst of biest dan wel een slagmerk gebruikt;
b. of men ook de voet merkt, om te kunnen controleren of geen andere dan gemerkte stammen zijn geveld;
c. of men ieder te k. boom nummert of niet.

Het is altijd van belang de te k. bomen te voren te klemmen (diameter op borsthoogte) en aantekening te houden van de aantallen in iedere dikteklasse, als bouwsteen voor de bedrijfsstatistiek.

Heeft men de bomen (en eventueel ook hun voeten) stuk voor stuk genummerd, dan zal men ook telkens noteren, welke bomen geveld zijn, als controlemiddel op de voortgang van het werk en tevens om zeker te zijn dus geen bomen worden gekapt, die moeten blijven staan.

Het k. geschiedt vrijwel uitsluitend in handenarbeid (evt. met assistentie van motorzagen enz.); bij ruw en haastig werk laat men de bomen soms springen of duwt of trekt ze met een bulldozer of tractor uit de grond.

K. in handenarbeid is een gevaarlijk werk. waarvoor, in tegenstelling met wat men vroeger dacht, de arbeiders speciaal moeten worden geschoold, zowel in gebruik en onderhoud van gereedschap, de juiste arbeidstechniek en arbeidsvolgorde als in het voorkomen van ongevallen tijdens en door het werk. In Ned. wordt zulk een (veertiendaagse) cursus gegeven door de Ned. Heidemaatschappij te Arnhem. Het aantal ongevallen bij het vellen en kappen van bomen in Ned., met een invaliditeit van langer dan 2 dagen, bedraagt 400 per 1.000 type werklieden (1 type werkman 300 arbeidsdagen).

Behalve gevaarlijk, is het houthakkersberoep ook zwaar wat betreft dagelijks calorieen-verbruik. Het ligt in de buurt van de 4800 à 5000 k cal. Bij de opleiding wordt dan ook in alle landen aandacht besteed aan de voeding.

Het, hangt vooral van de aard der te kappen bomen af:

a. of men zal werken in een één- of tweemansploeg;
b. welk gereedschap men nodig heeft. Daar eenmanswerk veel efficiënter is dan meermanswerk, dient men hiernaar te streven en het aantrekkelijker te maken door het werk zo in te delen, dat de arbeiders niet te ver uit elkaar staan en tezamen kunnen schaften. Het nodige gereedschap moet met zorg vooraf worden opgegeven. Het is sterk af te raden het dure gereedschap des nachts in het bos te verstoppen onder dorre bladeren óf takken, aangezien het daardoor gaat roesten. Het moet des avonds op een droge plaats worden opgeborgen.

Voordat met het eigenlijke k. kan worden begonnen. moeten de arbeiders weten:

1. in welke richting de gevelde bomen moeten komen te liggen:
2. op welke plaats ze moeten worden verzameld als het uitdragen of uitslepen door de arbeiders geschiedt;
3. de wijze van opwerking en takken opruimen;
4. het tarief waarvoor wordt gewerkt (als de kap in accoordloon geschiedt) ;
5. hun schaftplaats. waar ze ook bij slecht weer droog en warm kunnen schaften.

Als algemene regel kan men aannemen, dat per m3 dik hout minder man-minuten nodig zijn dan per m3 dun hout.

Invloed hebben verder: takkigheid, de sneeuwdikte, de ondergroei, al dan geen sapstroom dus gemakkelijk resp. moeilijk schillen , al of niet bevroren hout, al dan geen rekening te houden met onderplanting, terreinhelling, de wijze waarop de takken moeten worden opgeruimd.

Men heeft in vele landen universele tarieven opgesteld, waarin met al deze factoren rekening wordt gehouden door correcties voor verschillende graden van moeilijkheid, zoals men dat noemt. In Ned. is men daarmee bezig.

Er bestaan verschillende typen verplaatsbare (soms rijdende) verwarmbare schaftketen voor 2 en meer man. Bij K.B. van 25 Mrt 1950, Nr K 107, zijn in art. 73 bepalingen gemaakt voor de schaftgelegenheid.

De algemene opvatting is, dat genoegen kan worden genomen met de z.g. schuilkeetjes, die bij de cultuurtechnische werken bekend zijn. Ze moeten voor alle arbeiders een zitplaats bieden.

Binnen een cirkel van 1 km straal, d.i. ongeveer per 310 ha, moet ten minste 1 schuilkeet aanwezig zijn, mits ten minste 5 arbeiders 1 week in dat rayon werken.

Op het werk aangekomen, zoeken de arbeiders de schaftplaats uit, leggen daar de overtollige kleren en het medegebrachte eten neer en doen knielappen en handschoenen aan.

Ieder neemt het hem toekomende deel van het aanwezige gereedschap mee naar de te vellen boom. Na het bepalen van de valrichting wordt om de boom werkruimte gemaakt, de stamvoet wordt schoongemaakt, de wortelaanlopen aan de voorkant weggehakt en de voet van de staande boom met de bijl van de dikke schors ontdaan. De valkerf wordt gehakt onder controle van de valrichting, terwijl tevens aan de zijkanten met 1 of 2 bijlslagen het taaie spint wordt doorgeslagen om de stam vlot te laten vallen (de z.g. spintkap). Daarna wordt de zaagsnede aangebracht, horizontaal en minstens 2 cm hoger dan de onderkant van de valkerf: het zagen geschiedt knielend, ten minste 1 arbeider moet met zijn gezicht in de valrichting zien. Met wiggen voorkomt men het klemmen van de zaag en stuurt tevens de boom in de goede richting, die soms anders is dan de natuurlijke valrichting. Begint de boom te vallen, dan wordt de zaag er snel uitgetrokken en een waarschuwingsroep gegeven.

Is de boom gevallen, dan wordt direct de z.g. baard afgezaagd en afgehakt, d.w.z. de onderkant wordt ontdaan van uitstekende splinters. Daarna wordt de top uitgesnoeid en begonnen met schillen. Vervolgens wordt de stam met kantelhaken gedraaid, afgeschild, gemeten, eventueel doorgezaagd en gemerkt. Eventueel kan de schilfase uitvallen.

Uit onderzoekingen in Finl. is gebleken, dat als men bij het k. in dun hout de prestatie van de eenmansploeg — 100 stelt, die van de tweemansploeg 0,84 is, van de driemansploeg 0,65. de viermansploeg 0,78, devijfrnansploeg 0,46, de zesmansploeg 0,60, waaruit we zien: a. grote ploegen geven geringe prestatie; b. oneven ploegen geven nog eens extra weinig!

Het hangt van de omstandigheden af, of de bomen in de kapvlakte nog verder worden verwerkt tot kleinere sortimenten of tot brandhout, of de takken worden uitgespreid of op hopen gelegd en of de bomen (of delen daarvan) door de kappers naar de wegen worden gebracht dan wel door aparte voerlui. dragers, tractoren enz. Bij de betaling moet daarmede rekening worden gehouden.

Voor de betaling wordt het geproduceerde hout opgemeten, meestal samen door werkgever en werknemer en daaruit het loon berekend, dat te voren dient te zijn vastgesteld per eenheid (m2, sm, stuk enz. ).

Vaak komt de definitieve afrekening pas na enige maanden, als de kap is afgelopen. De arbeiders krijgen dan in die periode geregeld voorschotten.

J. F. KOOLS