Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Kaasbak

betekenis & definitie

is de bak waarin men in de kaasfabriek de melk stremt en waarin men de wrongel tot het vormen van de kaas bewerkt. In onze fabrieken gebruikt men dubbelwandige bakken; de binnenbak is gemaakt van vertinde staalplaat of van niet roestend staal en heeft een zware bodem, die niet doorzakt.

De buitenbak was vroeger van hout thans meestal van plaatijzer. De bakken zijn langwerpig van vorm; met het oog op de machinale bewerking van de wrongel zijn de eindwanden rond. De breedte en de diepte van de bak kunnen niet willekeurig groot genomen worden; de kaasmaker moet, over de rand leunende, de nodige werkzaamheden in de bak kunnen verrichten. Men maakt de breedte niet groter dan 140, de diepte niet meer dan 56 cm. Na de invoering van de machinale bewerking van de wrongel maakt men de lengte wel tot 6 m: in een bak van die afmetingen kan men tot 4200 1 melk in één keer verwerken. In de ruimte tussen de binnen- en buitenbak kan men stoom binnenlaten voor de verwarming van de melk of de wrongel. Aan het ene einde is de bak aan de bodem van een kraan voorzien om de wei er door af te tappen. Om het aflopen van de wei te bevorderen is het mogelijk gemaakt de bak iets op te wippen of heeft men aan de bodem een geringe helling gegeven.