Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Jaarring

betekenis & definitie

1. (bosb.) Doordat in een gematigd of koud klimaat de diktegroei van een boom in de nazomer eindigt en weer hervat wordt in het voorjaar. treedt in het hout een structuur op, die zich op de dwarsdoorsnede kenmerkt door concentrische ringen.

Aan het aantal dezer ringen is de leeftijd van de boom af te lezen.Het in het voorjaar gevormde hout is gewoonlijk los van bouw. Dit is vooral duidelijk zichtbaar bij naaldhoutsoorten met een lichtere kleur van het voorjaarshout. Loofhout heeft in het vroege hout vaak grotere vaten (tracheeën) dan in het later gevormde. Zeer opvallend is dit bij kringporige soorten, zoals eik, tamme kastanje, iep, es, robinia e.a. Bij halfkringporige, zoals kers en rhododendron, is dit verschijnsel minder in ‘t oog springend, terwijl verspreidporige soorten, o.a. berk, els, esdoorn, peer, enz. weinig of geen verschil tussen voorjaars- en zomerhout vertonen. In sommige gevallen is de jaarringgrens gemarkeerd door een laagje z.g. terminaal parenchym of door een rij wat dichter bij elkaar staande vaten. de j. zijn een van de oorzaken van het optreden van een bepaalde tekening (vlammen e.d.) in het hout (z. ook Groeiringen).

2. (veet.) Ringen op de horens van koeien (z. Leeftijdsbepaling).