Oorspronkelijk het door de natuur (zon en wind) gedroogde product van gras, klavers of lucerne. H. is het oudstbekende geconserveerde product van deze groenvoeders.
In de gematigde klimaatzones neemt h. een zeer belangrijke plaats in het rundvee- en paardenrantsoen in. In de subtropen (N. Afr., Voor Azië, enz.) tracht men de laatste jaren de hooioogst te vergroten ten einde ook tijdens de droge tijden over voldoende voer te beschikken.
De laatste jaren is het buitenland (vooral de Ver. St.) en thans ook in W.Eur. een nieuwe vorm van hooien ontstaan, waarbij het gras tot ca 50% droge stof op het veld op natuurlijke wijze wordt gedroogd, om daarna opgestapeld in een schuur verder te worden gedroogd langs kunstmatige weg door het doorblazen van koude of verwarmde lucht. Ook het aldus gewonnen product wordt h. genoemd, zij het dat men meestal spreekt van schuur-h. In Nederland verkeert deze werkwijze nog m.o.m. in een experimenteel stadium.
Ter wille van plaatsbesparing zocht men naar eenvoudige werktuigen om hel h. vóór het opslaan in de schuur te hakselen; het m3-gewicht kan daardoor ongeveer worden verdubbeld. Pogingen om h. te malen moesten om voeder technische redenen worden gestaakt, omdat men bij de dieren storingen waarnam, terwijl de verteerbaarheid terugliep.
Er wordt soms hooimeel op de markt gebracht onder de naam van grasmeel; via het katalase-onderzoek (als bij melk) kan men een dgl. bedrog vaststellen: grasmeel geeft geen katalasewerking, hooimeel een zeer duidelijke.